Uitwendige bestraling.

07-05-2014 19:03

Bij uitwendige bestraling wordt de straling in speciale apparatuur opgewekt. Op een bestralingsafdeling zijn verschillende toestellen: lineaire versnellers.


Een lineaire versneller werkt op elektriciteit en kan 2 soorten straling opwekken:

  • 'harde' röntgenstraling
  • elektronenstraling


Een ander woord voor bestraling is radiotherapie.


Elektronenstraling:

Elektronenstraling is elektrisch opgewekte straling die veel sterker is dan de straling die men gebruikt voor het maken van röntgenfoto's. Elektronenstraling heeft een minder groot doordringend vermogen dan 'harde' röntgenstraling.
Welk toestel wordt gebruikt, hangt af van de plaats van de tumor. Hoe dieper de tumor zit, des te sterker de straling moet zijn om voldoende door te kunnen dringen tot de kankercellen.
De keuze van het toestel wordt dus onder meer bepaald door de soort straling die nodig is om de kankercellen te kunnen vernietigen. Zo zullen patiënten met een huidtumor worden bestraald met oppervlakkig indringende straling. Voor de meeste andere tumoren moet echter straling met een groot doordringend vermogen worden gebruikt.
Het te behandelen gebied wordt van buitenaf - door de huid heen - bestraald. De radiotherapeut of radiotherapeutisch laborant zorgt ervoor dat de stralenbundel nauwkeurig wordt gericht en dat het omliggende, gezonde weefsel zo veel mogelijk buiten het te bestralen gebied blijft. De straling uit een toestel dringt van buitenaf door tot de kankercellen.


Duur van de behandeling:

De bestraling duurt per keer zeer kort. Over het algemeen duurt een bestralingsbehandeling een aantal weken en vindt 4 tot 5 maal per week plaats. In die periode krijgt u per keer gedurende een aantal minuten een kleine dosis straling. Voor uitwendige bestraling is geen opname in het ziekenhuis nodig.
Na de bestraling blijft geen straling in het lichaam achter. Patiënten worden dus niet radioactief. Er komt ook geen straling in bijvoorbeeld zweet, urine, ontlasting of sperma. Een vorm van uitwendige bestraling is stereotactische bestraling. Een ander woord voor stereotactische bestraling is precisiebestraling.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------



Precisiebestraling:

Precisiebestraling is een vorm van uitwendige bestraling. De tumor wordt met smalle stralenbundels vanuit verschillende richtingen zeer nauwkeurig  bestraald. Daardoor kan een hoge bestralingsdosis gegeven worden, terwijl het omliggende weefsel zo veel mogelijk wordt gespaard. Precisiebestraling wordt ook wel stereotactische bestraling genoemd.

Een ander woord voor bestraling is radiotherapie.


Precisiebestraling wordt onder meer gegeven bij:

  • hersentumoren
  • leverkanker
  • longkanker
  • oogmelanomen

Precisiebestraling kan worden gegeven met verschillende soorten bestralingsapparaten. Bijvoorbeeld met een lineaire versneller of met speciaal ontwikkelde apparaten. Een ziekenhuisopname is niet nodig. U hoeft ook minder vaak naar het ziekenhuis dan bij andere bestralingsschema's.


--------------------------------------------------------------------------------------------------------



Voorbereiding op uitwendige bestraling:



Voordat u op een bestralingsafdeling komt, wordt u door een of meer specialisten  onderzocht. Een team van specialisten bekijkt welke behandeling voor u het beste is. Factoren die hierbij een rol spelen zijn:

  • de soort kanker
  • uw situatie
  • de resultaten van röntgenfoto's of andere onderzoeken


Als de arts kiest voor bestraling, krijgt u hiervoor een verwijzing naar een bestralingsarts. Een ander woord voor bestralingsarts is radiotherapeut.
Bij het eerste bezoek aan deze specialist begint de bestralingsbehandeling meestal niet meteen.

 

Er zijn allerlei voorbereidingen nodig. De radiotherapeut of een gespecialiseerde laborant legt aan u uit:

  • hoe de behandeling zal gaan
  • hoeveel bestralingen nodig zijn
  • wat de te verwachten bijwerkingen zijn


Vraag uw arts naar eventuele veranderingen die uw behandeling teweeg kan brengen. Zo komt u niet voor verrassingen te staan.


Bij de voorbereidingen voor de bestralingsbehandeling wordt berekend:

  • hoeveel straling nodig is
  • hoelang elke bestraling moet duren
  • hoe vaak er moet worden bestraald


Een computer voert deze berekeningen zeer nauwkeurig uit.


Plaats van de tumor:

Voor de bestraling wordt eerst de plaats van de tumor precies vastgesteld, zodat de stralenbundel nauwkeurig kan worden gericht. De bundel wordt zó gericht dat gezond weefsel en kwetsbare organen zo veel mogelijk buiten het te bestralen gebied blijven. Het exact bepalen van het te bestralen gebied kan worden gedaan met:

  • een simulator
  • een CT-scan
  • een MRI
  • een combinatie: CT-simulator of MRI-simulator


Bestralingsmasker :

Bij bestraling van hoofd of hals wordt gebruikgemaakt van een bestralingsmasker om de bestraling nauwkeurig te kunnen uitvoeren. Dit masker wordt voor elke patiënt op maat gemaakt.


Bestralingsmasker
Een patiënt met een bestralingsmasker (foto: Radiotherapie UMCU).


Simulator:

Een simulator is een röntgenapparaat dat bestraling nabootst. Dit wordt simuleren genoemd, vandaar de naam simulator. Een simulator wordt ook wel een lokalisator genoemd. Een ander woord voor bestraling is radiotherapie.
De simulator maakt röntgenfoto's waarop de grenzen van het te bestralen gebied zijn aangegeven. De foto's zijn ook nodig voor het berekenen van de hoeveelheid straling.
Bij uitwendige bestraling wordt het te bestralen gebied met moeilijk afwasbare inkt op de huid afgetekend. Vaak brengt men ook enkele tatoeagepuntjes aan. Soms is het nodig het bestralingsgebied na verloop van tijd aan te passen, omdat een deel van het gebied meer of minder straling nodig heeft. Eventueel worden dan opnieuw foto's gemaakt met de simulator en vinden op grond daarvan aanpassingen plaats.


CT-scan of MRI-scan:

Vaak kan de arts de MRI-beelden op de computer combineren met de CT-scan. Met een gewone röntgenfoto wordt een platte, tweedimensionale afbeelding van het te bestralen gebied gemaakt. Een CT-scan of MRI-scan brengt alle zijden van de tumor en de aangrenzende organen en/of weefsels in beeld. Dit is een driedimensionale afbeelding.
Dit levert een volledig overzicht van het te bestralen gebied op en kan leiden tot een bestralingsplan waarbij het gezonde weefsel zo veel mogelijk ontzien wordt.
In een aantal centra is het mogelijk om op een CT-scan of MRI beweging vast te leggen en daarmee rekening te houden tijdens de bestraling. Bijvoorbeeld bij (kleine) longtumoren die op het ritme van de ademhaling meebewegen. Maar ook bij onder meer prostaat- of alvleeskliertumoren. De bewegende tumoren kunnen hierdoor met een hoge dosis straling heel precies behandeld worden, waarbij het gezonde weefsel ontzien wordt.

Een CT-scan brengt organen en/of weefsels zeer gedetailleerd in beeld. Bij het maken van een CT-scan wordt gelijktijdig gebruikgemaakt van röntgenstraling en een computer.

Het apparaat heeft een ronde opening waar u, liggend op een beweegbare tafel, doorheen schuift. Terwijl de tafel verschuift, maakt het apparaat een serie foto's waarop telkens een ander stukje van het orgaan of weefsel staat afgebeeld. Deze doorsneden geven een beeld van de plaats, grootte en uitbreiding van een mogelijke tumor en/of uitzaaiingen. De afkorting CT staat voor computertomograaf.


CT-scan:

Deze video legt uit hoe de  CT-scan in zijn werk gaat.


Een MRI werkt met een magneetveld, radiogolven en een computer. De techniek maakt dwars- of lengtedoorsneden van uw lichaam zichtbaar. Zo kan de arts een mogelijke tumor en/of uitzaaiingen zien.Tijdens dit onderzoek ligt u in een soort koker. Sommige mensen vinden dit benauwend. Sommige MRI-apparaten maken nogal wat lawaai. Hiervoor krijgt u oordopjes in. U kunt soms ook naar uw eigen muziek luisteren. Via de intercom blijft u altijd in contact met de arts. Hij is tijdens het onderzoek in een andere ruimte. Soms spuit de arts tijdens het onderzoek contrastvloeistof in via een bloedvat in uw arm.Een MRI werkt met een sterk magneetveld. Daarom mag u niet in de MRI als u een pacemaker heeft of als u metaalsplinters in uw oog of elders in uw lichaam heeft.


MRI-scan:

Deze video legt uit hoe een MRI-scan in zijn werk gaat.


Medicijngebruik bij bestraling:

Bij het eerste bezoek aan de radiotherapeut zal hij vragen welke medicijnen u gebruikt. Als u tijdens de behandeling nog andere medicijnen krijgt, moet u dit altijd melden aan de radiotherapeut. Ook als die medicijnen bedoeld zijn om de bijwerkingen van de bestraling te verminderen. Smeer geen zalf op de bestraalde huid, zonder dat de radiotherapeut dit weet.


Praktische informatie bij bestraling:

Enkele adviezen bij de bestralingsbehandeling.


Huidadvies:

Om huidklachten zo veel mogelijk te voorkomen, kunt u uw radiotherapeut vragen welke maatregelen in uw ziekenhuis gelden om de huid te ontzien tijdens de bestraling. Gebruik bijvoorbeeld op de huid die bestraald wordt geen crèmes of zalven die niet zijn voorgeschreven door uw radiotherapeut.


Vervoer:

Of u op eigen gelegenheid van huis naar de bestralingsafdeling kunt of een taxi moet nemen, zal onder andere afhangen van:

  • hoe u reageert op de behandeling
  • welk lichaamsdeel bestraald wordt 

U kunt op de bestralingsafdeling informeren naar de regelingen voor de vergoeding van vervoerskosten.


Uitstel:

Het kan voorkomen dat u een keer niet in staat bent tijdens de behandeling naar de bestralingsafdeling te komen. Neem dan contact op met uw behandelend arts. Deze zal bekijken of de bestralingsbehandeling kan worden onderbroken en zo ja, voor hoelang. Bij voorkeur wordt de bestraling niet uitgesteld. Soms zullen maatregelen moeten worden getroffen. Zo kan het nodig zijn dat u tijdelijk wordt opgenomen in het ziekenhuis of dat u vervoer krijgt aangeboden.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------



Hoe wordt uitwendige bestraling gegeven?

Op de behandeltafel wordt u precies zo neergelegd als tijdens de simulatie: het moment waarop de röntgenfoto's zijn gemaakt. De apparatuur kan nauwkeurig worden ingesteld op het te bestralen gebied. Daarna verlaten de laboranten de kamer en kan de bestraling beginnen.
In de bedieningsruimte houden de laboranten u via een monitor in het oog. Indien nodig kunt u met de laboranten praten via een geluidsinstallatie. Na het verstrijken van de benodigde tijd schakelt het toestel automatisch uit.


Controle tijdens uitwendige bestraling:

Tijdens de uitwendige bestralingsbehandeling heeft u regelmatig contact met uw behandelend arts. Soms is het nodig dat uw bloed regelmatig wordt gecontroleerd. Vooral als de behandeling bestaat uit een combinatie van cytostatica (celdodende of celdelingremmende medicijnen) en radiotherapie. En als door de bestraling veel beenmerg wordt getroffen.
 
Omdat in het beenmerg een groot aantal sneldelende cellen voorkomt, is het zeer gevoelig voor bestraling. In het beenmerg worden bloedcellen aangemaakt. Bestraling kan de aanmaak van nieuwe bloedcellen vertragen. Na enige tijd kan een tekort ontstaan aan witte en rode bloedcellen en/of bloedplaatjes. Dit gebeurt vooral bij patiënten die tegelijkertijd worden (of zijn) behandeld met cytostatica. Bij hen vindt dan ook veelvuldig controle van het bloed plaats.


Afdekkingen:

Het te bestralen gebied is vaak niet vierkant of rechthoekig, maar onregelmatig van vorm. Om gezond weefsel dat in het bestralingsveld ligt zo veel mogelijk af te schermen, kan gebruik worden gemaakt van blokken die aan het bestralingstoestel worden gehangen.
Deze blokken, van materiaal dat op lood lijkt, kunnen in elke gewenste vorm worden gegoten. Zo kan men heel precies de grenzen van het bestralingsveld afbakenen. Er wordt veel gebruikgemaakt van een set beweegbare afdekkingen in het bestralingstoestel: de multileaf collimator.
Deze multileaf collimator zit in het laatste deel (kop) van het bestralingsapparaat en bestaat uit smalle metalen platen die onafhankelijk van elkaar bewogen kunnen worden.
Zo kan in alle bestralingsvelden het weefsel worden afgeschermd dat buiten het te bestralen gebied ligt. Ook kan met de multileaf collimator in bepaalde delen van het veld een lagere of hogere dosis worden gegeven.


Tijdens de bestraling:

Om ervoor te zorgen dat de stralenbundel steeds precies hetzelfde gebied treft, moet u bij elke bestraling in dezelfde houding liggen. Op de behandeltafel wordt u precies zo neergelegd als tijdens de simulatie. Tijdens de simulatie wordt de bestraling nagebootst en worden röntgenfoto's gemaakt. De apparatuur kan nauwkeurig worden ingesteld op het te bestralen gebied. Daarna verlaten de laboranten de kamer en kan de bestraling beginnen.
In de bedieningsruimte houden de laboranten u via een monitor in de gaten. Indien nodig kunt u met de laboranten praten via een geluidsinstallatie. Na het verstrijken van de benodigde tijd schakelt het toestel automatisch uit.


Bestralingsmasker:

De bestraling vereist een grote nauwkeurigheid. Het is daarom van belang dat u uw hoofd niet beweegt tijdens de bestraling en dat uw hoofd of hals elke keer in dezelfde positie ligt. Omdat dit niet eenvoudig is, wordt een masker gemaakt. Dit is een kunststof afdruk van uw hoofd of hals. Dit masker wordt tijdens de bestraling  aan de bestralingstafel vastgemaakt. 
Het masker wordt vlak voor de bestraling over uw gezicht of hals gelegd en aan de bestralingstafel bevestigd. Daarbij blijven uw mond en neus vrij zodat u normaal kunt ademhalen.
Op het masker is het bestralingsgebied afgetekend, zodat elke keer dezelfde plek kan worden bestraald. Een masker heeft bovendien het voordeel dat er geen inktstrepen op uw gezicht of hals hoeven worden aangebracht.


Bestralingsmasker:

Bestralingsmasker
Een patiënt met een bestralingsmasker (foto: Radiotherapie UMCU).


Bestralingsmasker hersentumoren:

Bestralingsmasker hersentumoren
Het bestralingsgebied wordt dagelijks aan de hand van instellijnen op het masker en met lichtbundels (de rode lijnen) ingesteld (foto: Radiotherapie AMC).


Seksualiteit tijdens of na de bestraling:

Als u en uw partner tijdens of kort na de behandeling behoefte hebben aan seksueel contact, is het volgende belangrijk om te weten:
  • Er is medisch gezien geen enkel bezwaar tegen geslachtsgemeenschap of masturberen, zolang dit geen bloedingen en/of pijn veroorzaakt. Twijfelt u of bent u angstig, bespreek dat dan met uw behandelend specialist of huisarts.
  • Bestraling (radiotherapie) vormt op zich geen gevaar voor uw partner, ook niet tijdens de geslachtsgemeenschap. Ook orale seks mag. Wel is bijna zeker dat uw partner zal vinden dat u 'anders' ruikt en proeft.
  • U wordt niet radioactief door bestraling, met uitzondering van permanente implantatie. Vraag uw arts om meer informatie.
  • Soms is het niet helemaal duidelijk of door de behandeling de eierstokken of zaadballen geheel of gedeeltelijk zijn uitgeschakeld. Dat betekent dat u, als u in de vruchtbare leeftijd bent, voorbehoedsmiddelen moet (blijven) gebruiken.


Bron:  www.kanker.nl