Risicofactoren van borstkanker (m)
Verschillende risicofactoren hebben te maken met de hormoonhuishouding, waaronder erfelijke aanleg en allerlei leefgewoonten. Maar er zijn ook risicofactoren die niets met de geslachtshormonen te maken hebben.
Hormonale stoornissen.
Mannen met een verstoorde hormoonhuishouding hebben ongeveer 50 keer meer kans op borstkanker. Er zijn verschillende oorzaken van een verstoorde hormoonhuishouding:
- Het syndroom van Klinefelter. Dit is een belangrijke risicofactor voor borstkanker bij mannen. Mannen met dit syndroom zijn drager van een extra X-chromosoom (XXY). Dit veroorzaakt een aantal lichamelijke afwijkingen, zoals slecht ontwikkelde geslachtsorganen en gynaecomastie (borstvorming). Deze worden veroorzaakt door hormonale stoornissen. Mannen met het syndroom van Klinefelter maken namelijk minder van het mannelijke hormoon testosteron aan.
- Een leveraandoening. Sommige leveraandoeningen kunnen de hormoonhuishouding verstoren. Deskundigen vermoeden dat er een verband is tussen een verhoogd risico op borstkanker en de stofwisseling (metabolisme) van de hormonen in de lever. De aantasting van de lever zou een veranderd oestrogeengehalte tot gevolg hebben. Volgens sommige studies zou borstkanker vaker voorkomen bij negroïde mannen met leveraandoeningen dan bij mannen met een blanke of oriëntaalse afkomst.
- Een afwijking aan de teelballen. Diverse studies laten zien dat er een verhoogd risico is na onder andere teelbalontsteking en verwondingen aan de teelballen. Er zijn echter ook studies die dit verband niet kunnen vaststellen.
- Overgewicht. Mannen met overgewicht hebben meer omzetting van testosteron in oestrogeen. Het enzym dat hier voor verantwoordelijk is, aromatase, bevindt zich namelijk in het vetweefsel. Daardoor is overgewicht een risicofactor voor borstkanker.
Overige risicofactoren.
Andere factoren waarbij het risico op borstkanker licht verhoogd is, zijn:
- Mannen waarbij op de mammografie 'dicht' borstklierweefsel is gezien.
- Mannen die langere periodes dagelijks meer dan 1 glas alcohol gebruiken. Alcohol lijkt de hormoonhuishouding te verstoren.
- Mannen die te weinig bewegen. Het is nog niet helemaal duidelijk waarom lichaamsbeweging goed is om borstkanker te voorkomen, maar wel is duidelijk dat het risico afneemt naarmate mannen meer bewegen. Uit onderzoek is gebleken dat alleen bewegen het risico niet verlaagt maar dat bewegen in combinatie met afvallen (bij overgewicht) het risico wel verlaagt.
- Mannen die eerder borstkanker of een DCIS hebben gehad, hebben een verhoogd risico om nog een keer borstkanker te krijgen, ook in de andere borst. Als de kankercellen (nog) niet buiten de grenzen van de melkbuisjes zijn gegroeid dan heet het een ductaal carcinoma in situ (DCIS).
- Mannen die voor hun 30e een bestralingsbehandeling hebben ondergaan (bijvoorbeeld vanwege het Hodgkin-lymfoom/de ziekte van Hodgkin).
Veel van deze risicofactoren verhogen het risico op borstkanker maar een klein beetje. Dat betekent dat over het algemeen het risico op borstkanker van mannen mét een risicofactor slechts licht verhoogd is ten opzichte van mannen zonder die risicofactor.
Mannen met 1 van die risicofactoren krijgen niet altijd borstkanker. Bovendien zijn er ook mannen die toch borstkanker hebben gekregen zonder dat een bekende risicofactor een rol speelde. Bij het ontstaan van borstkanker zijn vrijwel altijd verschillende factoren betrokken. Het is dus vaak moeilijk te zeggen waardoor een man de ziekte heeft gekregen. Naar de relatie tussen borstkanker en voeding wordt veel onderzoek gedaan. Er is nog geen duidelijke relatie gevonden.
Kanker is niet besmettelijk. Borstkanker dus ook niet.
Erfelijkheid en borstkanker (m)
Als een man borstkanker heeft, kan dat met erfelijke aanleg te maken hebben. Daarom zal de specialist waarschijnlijk vragen of er borstkanker in uw familie voorkomt. Ongeveer 1 op de 6 mannen met borstkanker heeft het zogenoemde 'borstkankergen'.Over het verband tussen borstkanker bij mannen en een erfelijke aanleg is nog weinig bekend. Sommige studies laten zien dat erfelijke borstkanker bij een eerstegraads vrouwelijk familielid (zus, moeder of dochter) het risico van mannen verhoogt. Onder Joodse mannen komt borstkanker ook vaker voor. Vooral het BRCA2-gen zou het risico op borstkanker bij mannen verhogen, maar er is mogelijk ook een verband met het Cowden-syndroom en erfelijke dikkedarmkanker (Lynch syndroom).
Wanneer uw arts denkt dat in uw familie een erfelijke aanleg voor borstkanker is, zal hij u verwijzen naar een Klinisch Genetisch Centrum of een Polikliniek Erfelijke Tumoren.