Pijnbestrijding.
Deze foldertekst is bestemd voor patiënten, die pijn hebben ten gevolge van kanker en voor hun familieleden. U krijgt informatie over de behandeling van pijn bij kanker met medicatie.
Tegenwoordig is pijn bij kanker vaak goed te bestrijden. Eenmaal vastgesteld wat de pijn veroorzaakt, is deze bijna altijd tot een draaglijk niveau terug te brengen. Niet alle patiënten met kanker hebben pijn. In de beginfase van de ziekte heeft ongeveer 30% pijnklachten. In een latere fase hebben 60 tot 80% van de patiënten met kanker ernstige pijnklachten.
In de beginfase van de ziekte is het beleid vooral gericht op het diagnosticeren en het behandelen van de kanker zelf. Omdat ongeveer de helft van de kankerpatiënten uiteindelijk geneest, zal de pijn doorgaans verminderen of verdwijnen.
In een latere fase van kanker, bijvoorbeeld bij uitgebreide uitzaaiïngen of doorgroei van de tumor, wordt genezing minder waarschijnlijk of onmogelijk. Ook dan kunnen behandelingen, die de bedoeling hebben de groei van de kanker te remmen plaats vinden. Hierdoor kan de pijn soms ook bestreden worden.
Oorzaken van pijn
- directe doorgroei van de tumor in huid, zenuwweefsel of weke delen;
- indirecte gevolgen van de ziekte; bijvoorbeeld botbreuken, zweren, infecties, verstopping van holle organen (koliekpijn), verstopping van bloedvaten en verhoogde hersendruk;
- de behandeling van kanker; bijvoorbeeld littekenpijn, fantoompijn (pijn t.g.v. een amputatie), bindweefselvorming door bestraling en zenuwgeleidingsstoornissen door chemotherapie;
- andere aandoeningen dan kanker.
Pijnmedicatie
De meeste patiënten met kanker, die pijn hebben, kunnen we met medicijnen goed behandelen. Hierbij moet een aantal principes in acht worden genomen.
Belangrijk is dat u niet wacht met het innemen van de medicatie tot de pijn onhoudbaar is. U moet proberen de pijn voor te zijn. Neem de pijnstillers zo regelmatig mogelijk in. U kunt zo de terugkeer van pijn voorkomen.
Bij krachtige pijnstillers (morfine-achtige middelen) hoeft u niet bang te zijn voor verslaving of problemen met de ademhaling. Er is geen reden om terughoudend te zijn met pijnstillers.
Het gebruik van pijnstillers in een vroeg stadium van de ziekte maakt niet dat in een later stadium de middelen niet meer werkzaam zullen zijn. Er kan een zekere gewenning optreden, maar in de meeste gevallen kunnen we de dosering verhogen, zonder dat de medicijnen hun werkzaamheid verliezen.
Behandeling
U krijgt de medicijnen toegediend volgens de zogenaamde pijnladder. Hierbij geven we stapsgewijs middelen met een steeds sterkere pijnstillende werking.
De stappen van de pijnladder zijn:
Stap 1: Paracetamol en NSAID's (ontstekingsremmende pijnstillers).
Tot deze groep behoren de meeste huis-, tuin- en keukenpijnstillers. Naprosyne, Voltaren (diclofenac), Brufen (ibuprofen), Indocid (indometacine) en aspirine horen tot de groep NSAID's. Deze middelen zijn zeer effectief bij lichte tot matige pijn, ongeacht de oorzaak. Behalve een pijnstillende werking, hebben ze ook een ontstekingsremmende en een koortswerende werking.
De voornaamste bijwerkingen zijn: maagklachten, gestoorde nierfunctie en stollingsafwijkingen. De maagklachten zijn doorgaans niet ernstig, in zeldzame gevallen kunnen zij aanleiding geven tot maagbloedingen en maagzweren. Stoornissen van de nierfunctie komen voornamelijk voor in combinatie met middelen van de chemotherapiebehandeling. De stollingsstoornissen zien we vooral bij patiënten die bloedverdunners krijgen. Er zijn nieuwe middelen uit de groep NSAID's waarbij minder maagklachten en stollingsstoornissen optreden.
Paracetamol is een pijnstiller die de bovengenoemde bijwerkingen niet heeft, paracetamol heeft echter ook geen ontstekingsremmende werking.
Stap 2: Zwakke morfine-achtige middelen in combinatie met een middel uit stap 1.
Indien u, ondanks een middel uit stap 1 in de juiste dosering, toch nog pijn krijgt, dan heeft het geen zin om de dosering te verhogen. We moeten dan een middel uit stap 2 toevoegen.
Middelen zoals codeïne, Tramal of Temgesic hebben in lichte mate het effect van Morfine. Bij het gebruik van deze middelen kan sufheid optreeden. Bij het gebruik van codeïne kunt u last krijgen van verstopping; een laxeermiddel is dan nodig.
Omdat de middelen uit stap 3 steeds beter zijn geworden, wordt stap 2 tegenwoordig vaak overgeslagen.
Stap 3: Morfine-achtige middelen, al dan niet in combinatie met een middel uit stap 1.
Er zijn veel vooroordelen tegen middelen als morfine. Vroeger werd vaak te lang gewacht met de start van het gebruik ervan. Morfine kan zonder gevaar in hoge dosis lang door een patiënt met pijn gebruikt worden.
Morfine is een snel en kortwerkend middel. Sinds tien jaar bestaan er middelen met een vertraagde afgifte, zodat de werking langer duurt. Het meest gebruikt is MS Contin. MS Contin bestaat in verschillende doseringen. De effectieve werkingsduur is 8 tot12 uur en u moet het middel minimaal twee maal per dag innemen. We kunnen de dosering zonodig om de paar dagen verhogen. Een maximum dosering bestaat niet.
De enige beperkingen zijn de bijwerkingen die kunnen optreden. De drie belangrijkste bijwerkingen van MS Contin zijn: verstopping, misselijkheid en slaperigheid. Verstopping treedt bijna altijd op, zeker bij een hoge dosering. Daarom krijgen alle patiënten, die MS Contin gebruiken een laxeermiddel. Misselijkheid treedt op bij 30 tot 40% van de patiënten en wordt zonodig behandeld. Onderdrukking van de ademhaling treedt alleen op bij zeer plotselinge verhoging van de dosering, met name bij patiënten die dit middel nooit eerder gehad hebben.
U kunt stoppen met morfinegebruik, als de pijn van de kanker afneemt door de behandeling of door een zenuwblokkade. Doorgaans lukt dat goed bij patiënten met weinig pijn. Begeleiding is nodig bij het afbouwen van morfinegebruik, u moet nooit abrupt stoppen.
Naast MS Contin maken wij veel gebruik van Durogesic pleisters die fentanyl bevatten. Fentanyl is een morfine-achtige stof. Er zijn pleisters in vier sterktes. De werking begint 8 tot 12 uur nadat de pleister is opgeplakt. De werkingsduur van een pleister is drie dagen. Hierna vervangt u deze door een nieuwe pleister. Bij sommige patiënten moet de pleister per twee dagen vervangen worden. De pleisters lijken minder verstopping en misselijkheid te veroorzaken dan de andere genoemde middelen. Een aantal patiënten heeft geen laxeermiddel nodig.
Omdat pijn bij kanker niet de hele dag even hevig is, is het soms moeilijk de pijn met de bovengenoemde langwerkende middelen te onderdrukken. Voor korte hevige pijn bent u beter af met een kort werkend middel zoals Sevredol of een morfinesiroop. Sevredol is morfine in tabletvorm. Zowel Sevredol als de morfinesiroop beginnen te werken binnen een half uur.
Soms zijn aanvullende middelen nodig bij bijzondere soorten pijn. Bij zenuwpijn blijken normale pijnstillers soms matig te werken. Bij dit soort pijnen worden middelen gebruikt, die normaal toegepast worden bij depressiviteit of bij epilepsie, zoals b.v. Tryptizol (amitriptyline) en Tegretol (carbamazepine). Ook worden middelen gebruikt, die angstremmend zijn, zoals Seresta (oxazepam) of hormoonpreparaten zoals Prednison of Oradexon gebruikt. Deze middelen kunnen zwellingen rondom tumoren doen afnemen.
Stap 4: Invasieve pijnbestrijding.
Met invasieve pijnbestrijding bedoelen we technieken waarbij pijnstillers door middel van een pomp worden toegediend voor langdurige pijnstilling. Deze technieken zijn effectiever dan behandeling door middel van medicijnen. We bewaren ze voor die gevallen, waarbij wanneer de pijn onaanvaardbaar is, of wanneer de bijwerkingen van de medicijnen onaanvaardbaar zijn. Voor deze bijzondere technieken zijn aparte folders beschikbaar.
Tot slot
Indien u vragen heeft dan kunt u deze altijd stellen aan uw behandelend arts.
U kunt ook bellen met de pijnpolkliniek van het Ziekenhuis waar u behandeld wordt.
Bron: AMC te Amsterdam.