Onderzoek.

25-01-2014 22:43
 

 Als u met één of meer van de genoemde klachten bij uw huisarts komt, zal de huisarts eerst een lichamelijk onderzoek verrichten. Als de huisarts vermoedt dat het om een bottumor gaat, zal hij of zij u doorverwijzen naar een specialist. Meestal is dat een (orthopedisch) chirurg. In enkele gevallen komt u bij andere specialisten terecht, zoals een internist of oncoloog. Indien de specialist denkt dat u een\kwaadaardige bottumor heeft, dan zal u bij voorkeur door verwezen worden naar een gespecialiseerd ziekenhuis voor de behandeling van deze bottumoren. In Nederland zijn dit het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Nijmegen (UMCN), Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) of het Academisch Medisch Centrum Amsterdam (AMC).
In deze universitaire medische centra is een breed team van specialisten op dit gebied aanwezig.
 

De Nederlandse Commissie voor Beentumoren kan uw behandelend arts adviseren bij het stellen van de diagnose en uw behandeling. Deze commissie bestaat uit een aantal specialisten op het gebied van beentumoren van verschillende medische disciplines. De Commissie komt maandelijks bijeen om vragen van andere specialisten te beantwoorden of therapeutisch advies te bieden.


Beeldvormend onderzoek


Er zijn verschillende manieren mogelijk om een diagnose te kunnen vaststellen. Om te kunnen beoordelen of er bij u sprake is van een bottumor krijgt u een beeldvormend onderzoek. Deze verschillende soorten onderzoek worden hieronder een voor een kort uitgelegd.


Röntgenfoto


In de meeste gevallen wordt er gestart met het maken van een röntgenfoto. Op basis hiervan wordt de verdenking uitgesproken of het om een goedaardige of mogelijk een kwaadaardige tumor van het bot gaat. Is de verdenking op een kwaadaardige bottumor aanwezig, dan zal snel vervolgonderzoek volgen. Is uw bottumor vermoedelijk goedaardig, dan kan uw behandelend arts besluiten om verdere ontwikkelingen af te wachten en op gezette tijdstippen de röntgenfoto te herhalen.


MRI-onderzoek


Als er reden tot aanvullend onderzoek is, dan vindt er vaak een MRI-onderzoek plaats. Dit is een onderzoeksmethode, die gebruik maakt van magneetvelden in combinatie met radiogolven. Met dit onderzoek kan de radioloog ook dwars- en lengtedoorsneden van het lichaam zichtbaar maken. Tijdens het MRI-onderzoek ligt u in een soort koker, wat soms als benauwd kan worden ervaren. Modernere apparaten hebben geen koker meer. Bij een MRI-onderzoek moet u er rekening mee houden dat er veel geluid uit het apparaatkomt. Tijdens het onderzoek kunt u via de intercom contact houden met de radiologisch laborant. Het MRI-onderzoek is uitermate geschikt om vast te stellen waar de bottumor zich ten opzichte van het omringende weefsel bevindt.


CT-scan


Naast het MRI-onderzoek kan er een CT-scan nodig zijn. Dit geeft nauwkeurige informatie over de kwaliteit van het bot. Een CT-scan is een onderzoek waarmee gedetailleerde dwarsdoorsneden van organen en weefsels gemaakt worden. Het principe is gebaseerd op röntgenstralen, die door een computer verder verwerkt worden. U ligt bij een CT-scan op een beweegbare tafel, die langzaam door het apparaat heen schuift. Terwijl de tafel verschuift, worden er opnames gemaakt. Deze foto’s geven een duidelijk beeld van de plaats, de grootte en de uitbreiding van de tumor. Soms is voor het maken van deze foto’s contrastvloeistof nodig. Er wordt dan contrastvloeistof in een bloedvat van de arm gespoten. Dit kan een warm en weeïg gevoel veroorzaken. Sommige mensen worden misselijk.
Naast onderzoek van de tumor wordt er bij verdenking op een kwaadaardige tumor vaak een CT-scan van uw longen gemaakt om vast te stellen of er sprake is van uitzaaiingen. Soms is het voldoende alleen een gewone röntgenfoto van de longen te maken. Voor uitzaaiingen in de botten wordt een scintigrafie van het skelet gemaakt. Hierbij wordt een minimale hoeveel radioactieve stof bij u ingespoten. Eventuele uitzaaiingen in het bot kunnen daarna doormiddel van een speciale camera worden aangetoond. U ligt daarbij rustig op een tafel en merkt niets van het maken van afbeeldingen met deze camera.


Aanvullend onderzoek



Indien er bij u na een of meerdere onderzoeken een verdenking is op een kwaadaardige bottumor, dan kan nog meer aanvullend onderzoek nodig zijn. Vaak gebeurt dit door middel van een punctie of een biopsie. Deze twee onderzoeken leggen we hieronder kort uit.


Punctie



Bij een punctie wordt er met een dunne, holle naald weefselcellen en vocht opgezogen voor verder onderzoek. Dit kan in de meeste gevallen poliklinisch (zonder opname in het ziekenhuis). In het andere geval wordt u opgenomen en mag u diezelfde dag weer naar huis (een dagbehandeling). Het materiaal dat verkregen wordt bij deze punctie wordt beoordeeld door een patholoog. Soms kan na de punctie een definitieve diagnose gesteld worden. In andere gevallen is aanvullend onderzoek nodig: een (dikke naald) biopsie.


(Dikke naald) biopsie



De (orthopedisch) chirurg bespreekt met u op welke manier de biopsie het best gedaan kan worden. Daarbij wordt rekening gehouden met een eventuele definitieve operatieve ingreep op een later tijdstip. Bij een dikke naald biopsie wordt een naald in het tumorgebied ingebracht. Vervolgens wordt een stukje weefsel weggenomen. De patholoog onderzoekt dit onder een microscoop. Tegenwoordig gebeurt dit steeds vaker met verfijnde (moleculaire) technieken. De patholoog stelt zo de definitieve diagnose. De biopsie vindt meestal poliklinisch plaats. In de praktijk betekent dit dat u ’s ochtends in het ziekenhuis wordt opgenomen en dezelfde dag weer naar huis mag. Bij een bottumor is vaak een gehele narcose noodzakelijk.


Open biopsie


Dit is een kleine operatieve ingreep waarbij de (orthopedisch) chirurg meer weefsel kan wegnemen. Vaak ook omliggend, gezond ogend weefsel. Deze ingreep gebeurt altijd onder narcose. In het geval van een open biopsie blijft u soms een nacht in het ziekenhuis om van de narcose te herstellen.


 

Bron:  www.amc.nl