Deel 66: ’Oké, het is officieel: het universum wil dat ik het loodje leg’.
Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw
Columns & opinie.
EIGEN BEELD.
,,Uhm. Ja…”
Het láátste waar ik nu zin in heb, is een trip down memory lane. Ik wil weten wat eraan scheelt. Ik schuif mijn stoel demonstratief naar achter. En mijn huisarts snapt dat hij aan de bak moet.
Terwijl ik op de behandeltafel klim, denk ik aan de laatste keer dat hij me onderzocht, toen ik de knobbel in mijn borst had ontdekt. Hij raadde me aan af te wachten, een week of zes. Ik zou zien dat de ‘cyste’ vanzelf zou verdwijnen. Ik heb gepraat als Brugman om toch doorverwezen te worden. Dat dit nodig was, zat me wel een beetje dwars. Wat niet eerlijk is. Want in de meeste gevallen gáát het om een cyste.
Kunstmatige overgang:
Maar mijn laatste contact met mijn huisarts sloeg definitief een deuk in mijn vertrouwen. Door de medicatie die ik gebruik heb ik last van irritatie en een droog gevoel down under. Had hij daar iets voor? Mijn dokter schreef 'Synapause E3' voor. Een middel dat de productie van hormonen stimuleert. Ik word kunstmatig in de overgang gebracht omdat ik juist géén hormonen mag aanmaken. Mijn soort kanker groeit daarvan. Gelukkig las ik de bijsluiter en nam ik contact op met mijn oncoloog. Haar reactie: ,,Synapause E3 mag je zéker niet”. Iedereen maakt fouten – ik ook. Alleen kunnen de fouten van mijn dokter me duur komen te staan.
Mijn huisarts inspecteert het plekje op mijn borst geconcentreerd.
,,Ik zie het al Marith, het is een kankertje.” Verbijsterd staar ik hem aan. ,,Een kankertje?” herhaal ik. Nooit eerder hoorde ik iemand dít verkleinwoord gebruiken.
Hij lacht geruststellend.
,,Ja, een basaalcelcarcinoom. Daar ga je niet dood aan, hoor. Maar het is wel belangrijk dat het plekje verwijderd wordt.”
Oké, dat is positief. Ik ontspan. Dan kijkt mijn huisarts ineens naar mijn gezicht, naar de moedervlek die zo typerend voor mij is, naast mijn neus.
Hij zet er zijn vergrootglas op.
,,Wát?” vraag ik.
,,Hmm. Die ziet er verdacht uit.”
Ik schrik me kapot. Ik denk aan mijn moeder. Zij had een melanoom, toen ze even oud was als ik nu. Ik ben dus erfelijk belast.
,,Zou het een melanoom kunnen zijn?” Mijn stem klinkt vreemd hoog.
Hij haalt zijn schouders op en zegt: ,,Daar moet de dermatoloog naar kijken.”
Oké, het is officieel: het universum wil dat ik het loodje leg.
Vertrouwen krijgen:
Een paar vervelende dagen later, zitten Duncan en ik in het OLVG-West. Een dermatoloog tuurt naar mijn plekjes.
Het verlossende oordeel komt al snel: ,,Ik denk dat het plekje op je borst onschuldig is. En die moedervlek op je gezicht is absoluut niet verdacht.” Eerst voel ik opluchting. Maar terwijl de specialist het plekje op mijn borst wegsnijdt om op kweek te zetten (puur voor de zekerheid) verdwijnt dat gevoel. Ik denk aan mijn huisarts. Oké, ik ga liever een keer te veel naar het ziekenhuis, dan een keer te weinig. Toch bekruipt me een naar gevoel: weet mijn dokter wel wat hij doet?
Ik moet weer vertrouwen in mijn lijf krijgen. Dat ís al moeilijk. Maar dit soort shit helpt bepaald niet mee.
Bron: www.telegraaf.nl