Jong en ziek: de rol van genetica bij kanker.

19-11-2024 17:09

 

 

 

Onderzoek erfelijkheid bij AYA's kan oorzaak in kaart brengen.

 
 
 
 
 
 
 
Gelukkig is het zeldzaam, mensen die voor hun veertigste kanker ontwikkelen. Maar dat maakt wetenschappelijk onderzoek naar deze groep mensen ook uitdagend, vertellen genetisch onderzoeker Richarda de Voer en internist-oncoloog Suzanne Kaal van het Radboudumc. ‘Wij vinden elkaar in de zoektocht naar de beste zorg voor jongvolwassenen met kanker.’
 

Per jaar krijgen zo’n 4000 jongvolwassenen tussen de 18 en 39 jaar de diagnose kanker. Zij worden AYA’s genoemd, adolescents and young adults, en vormen een zeldzame groep. Ter vergelijking: in totaal kregen in 2023 128.000 mensen in Nederland deze diagnose.

 

Ondanks die zeldzaamheid, is er een enorme verscheidenheid, vertelt Suzanne Kaal. Zij is internist-oncoloog in het Radboudumc en gespecialiseerd in sarcomen, kanker in de weke delen of botten. Botsarcomen komen vaker voor bij AYA's. ‘We zien binnen de jonge AYA’s nog het staartje tumoren dat vaak op kinderleeftijd voorkomt, zoals hersentumoren en leukemie. Daarna krijg je specifieke AYA-kanker, zoals zaadbalkanker, schildklierkanker en melanomen. Vanaf dertig jaar zien we meer AYA’s met bijvoorbeeld borst- of darmkanker.’
 

Bekend is dat een ongezonde levensstijl het risico op kanker verhoogt, maar AYA’s zijn hiervoor nog te jong. Maar wat veroorzaakt dan wel kanker bij jongvolwassenen? ‘Wisten we het maar’, verzucht Kaal. ‘Dit is één van de grote onderzoeksvragen die we hebben. Het lijkt erop dat toeval een belangrijke factor is.’

 

 

Internist-oncoloog Suzanne Kaal.

 

 

 

Erfelijke kanker:

Maar niet bij iedereen. Een deel van de AYA's krijgt een genetisch onderzoek, waaruit een erfelijke aanleg naar voren kan komen. Richarda de Voer is één van de moleculaire genetici die betrokken is bij deze analyses. ‘Niet alle AYA's worden genetisch onderzocht. We vermoeden dat zo’n 10 tot 20 procent van de AYA’s een erfelijke aanleg heeft, maar het exacte percentage kennen we niet.’

 

Nog niet, want De Voer doet hier momenteel onderzoek naar. Binnen het door KWF gefinancierde project GERMAYA verzamelt ze weefsel van alle mensen die tussen de 18 en 30 jaar kanker ontwikkelden. Per vorm onderzoekt ze hoe vaak sprake is van een erfelijke component. Eerder onderzoek van De Voer liet zien dat zo'n 60 procent van de AYA's onder de 25 jaar met darmkanker erfelijk belast is. ‘Het percentage zal niet bij alle kankervormen zo hoog zijn, maar met het oog op de behandeling en het traject erna, willen we het in kaart brengen.’ Het Radboudumc heeft een Expertisecentrum voor Erfelijke kanker, waarbinnen onderzoek wordt gedaan.

 

 

Familieleden:

Ook voor patiënten, legt De Voer uit. Mensen met erfelijke aanleg lopen een hoger risico op een nieuwe tumor. ‘Weten we dat iemand erfelijk belast is, dan kunnen we nieuwe tumoren mogelijk eerder opsporen of zelfs voorkomen. Ook leren we zo meer over de geschikte behandeling voor die patiënt. En tot slot kunnen we naaste familieleden onderzoeken. Als blijkt dat zij ook die erfelijke aanleg hebben, kunnen we hen volgen, zodat we eventuele kanker eerder kunnen opsporen, behandelen of zelfs voorkomen.’ Hierbij gaat het dan om bijvoorbeeld preventief verwijderen van borsten of eierstokken. 300 betrokken genen

 

Bij een verdenking op erfelijke aanleg, kan genetisch onderzoek worden gedaan. Hierbij wordt in het DNA uit witte bloedcellen gekeken of er sprake is van erfelijke kanker. Richarda de Voer: ‘We kennen nu zo'n 300 betrokken genen. Bij iemand met borstkanker kijken we naar veranderingen in onder meer het BRCA1-gen, omdat we weten dat deze een verhoogd risico op kanker geeft.’ 

 

Soms vinden genetici in de eerste analyse geen oorzaak, maar vermoeden ze dat erfelijkheid tóch een rol speelt. Dan onderzoeken ze alle genen in het DNA. ‘Dit doen we bijvoorbeeld bij mensen die verschillende soorten kanker hebben ontwikkeld. Dan kan er toch sprake zijn van een erfelijk tumor-risicosyndroom. Dat willen we weten, want deze erfelijke aandoening kan ook bij familieleden een verhoogd risico op kanker geven.’

 

Maar wat nu als ook deze analyse geen aanknopingspunten biedt? Dan kan er sprake zijn van toeval, of weten we nog niet wat er aan de hand is. De ontwikkelingen in de genetica staan niet stil, vertelt De Voer. Het standaard onderzoek, whole exome sequencing, is een techniek waarbij de genen in kaart worden gebracht die coderen voor eiwitten, niet het DNA wat daartussenin zit. Maar het aantal testen met een nieuwere techniek, long read whole genome sequencing, neemt toe. Daarbij komt het gehele DNA nauwkeurig in kaart. Deze techniek wordt nog niet standaard bij patiënten toegepast, maar alleen in onderzoeksverband. ‘Als we deze techniek, en de ontwikkeling daarbinnen, breder kunnen inzetten, denk ik dat we nog meer patiënten van de juiste diagnose kunnen voorzien, omdat het beeld van het erfelijk materiaal nog completer wordt.’

 

 

Bloom-syndroom: zeldzamer dan zeldzaam:

Je hebt zeldzaam en heel erg zeldzaam. Het Bloom-syndroom valt in die laatste categorie. Mensen met deze diagnose, hebben veranderingen in het BLM-gen, waardoor het DNA niet goed herstelt. Deze patiënten hebben 80 procent kans op kanker voor hun veertigste, de gemiddelde levensverwachting is zelfs maar 36 jaar. Richarda de Voer is juist hierin geïnteresseerd, omdat chemotherapie en bestraling mogelijk het risico op een nieuwe tumor vergroten. Zij wil een onderzoek starten. ‘Als we beter begrijpen wat er fout gaat in het DNA, kunnen we op zoek naar een veel gerichtere behandeling, bijvoorbeeld immuuntherapie. Bovendien kunnen we deze diagnostiek en onderzoeken mogelijk ook toepassen bij andere zeldzame vormen van kanker.’ 

 

 

Onderzoeker Richarda de Voer. Haar onderzoek ondersteunen kan hier.

 

 

 

Nijmegen: de bakermat van de AYA-poli:

Voor álle AYA’s, met of zonder genetische aanleg, geldt dat de diagnose een enorme impact heeft. Bij jongvolwassenen spelen deels andere thema’s dan bij oudere patiënten. Suzanne Kaal: ‘Denk aan vragen over werk, gezin, hypotheek, seksualiteit en vruchtbaarheid. Deze verdienen ook aandacht, naast het medische traject.’ Daarom startte ze in 2009 de AYA-poli, samen met Winette van der Graaf, inmiddels werkend in het Antoni van Leeuwenhoek-ziekenhuis. ‘Het was echt pionieren.’

 

Inmiddels zijn AYA-poli’s door heel Nederland te vinden. Zo krijgen AYA’s zorg en ondersteuning die aansluiten bij hun levensfase. Kaal: ‘Maar we doen ook onderzoek. We kijken heel specifiek naar kwaliteit van leven, aan de hand van arbeid, leefstijl en late effecten. Veel patiënten vragen bij de diagnose: “Wat kan ik zelf doen?”. Dan kom je al snel uit bij voeding en beweging. We weten hoe belangrijk een gezonde leefstijl is, zowel tijdens als na een behandeling. Ook krijgen we veel vragen over werk. Onze klinisch arbeidsgeneeskundige Desiree Dona onderzoekt of en hoe mensen kunnen blijven werken tijdens een behandeltraject én hoe ze dat ervaren.’

 

Deze ondersteunende zorg verbetert de kwaliteit van leven, ook na een behandeltraject. ‘Als iemand tijdens ziekte actief blijft en we kunnen voorkomen dat iemand bijvoorbeeld veel aankomt, behalen we enorme winst. In levenskwaliteit maar bijvoorbeeld ook in een lager risico op hart- en vaatziekten. Daarom worden AYA’s die intensief voorbehandeld zijn met chemo- en/of radiotherapie verwezen naar de AYA-LATER polikliniek, dat staat voor LAnge TERmijn effecten. Met deze zorg kunnen we de patiëntgericht adviseren en onderzoeken we of dit ook leidt tot gezondheidswinst.’

 

 

Dit artikel verscheen eerder in Radbode #5 van 2024.