’Ik wil niet voelen, ik wil gewoon door met mijn leven’
Auteur: MARJOLEIN HURKMANS - telegraaf.nl/vrouw
Column:
"Heb je al over 'het zwarte gat' geschreven", vraagt mijn psycholoog. Nee, dat heb ik niet. Ik heb veel geschreven over kanker en de behandelingen waar je ineens doorheen moet: net als in de film, ik wil het niet. Dit is niet mijn leven: ga weg met je infuus, met je naalden, met je chemische rommel en met dat akelige scanapparaat dat dadelijk weer dingen ziet die ik niet wil hebben, die niet in mijn leven passen.
De Tekst gaat verder onder de Foto:
Als ik lees over lotgenoten die blij vertellen dat ze kankervrij zijn, denk ik alleen maar: wacht jij maar.
Foto: GETTY IMAGES.
Daar had ik eigenlijk ook niet over willen schrijven, ik had er liever niks mee te maken gehad. Maar het werd van de ene op de andere dag van mijn leven, mijn persoonlijke realiteit. En die van de mensen die me dierbaar waren. Dat zijn onze lezers mij ook. In mindere mate dan mijn man, kinderen, familieleden, vrienden en collega's. Maar toch, dierbaar genoeg om mee te nemen op dat nare, akelige pad dat volgde op de diagnose. Een pad van verdriet, van angst, van pijn en van rouwen om wat geweest is en nooit meer zal zijn: onbevangenheid.
Zwart gat:
'Het wordt pas echt zwaar', zei iemand aan het begin van dat traject, 'als alle behandelingen achter de rug zijn. Dan val je in een zwart gat. Want hoe moet je dan verder?' Ik stond op dat moment vlak voor de eerste bestraling van een reeks van 26. 'Zal wel', dacht ik, 'op dit moment kan ik alleen maar hopen dat er een moment komt waarop ik terug kan kijken op deze periode. En dat ik er dan nog ben. Echt niet, dat ik dan in een hoekje ga zitten janken. Dan ga ik feestvieren, het leven omarmen, niet alleen de bloemen buitenzetten, maar ze ook nog planten en water geven. Wat voor loser ben je, als je door mag leven en dan gaat zitten simmen?'
BEKIJK OOK:
'De kanker verdwijnt niet als ik mijn kop in het zand steek'
Ik ben een aanstelster:
Little did I know. Twee jaar, 3 chemokuren, 26 bestralingen, 1 jaar immunotherapie en 1 uitzaaiing met behandeling verder, spreek ik mijn psycholoog van het Helen Dowling Institituut ongeveer eens in de twee weken. Melanie heet ze. Anderhalf uur lang probeer ik spitsvondig te zijn, luchtige onderwerpen aan te snijden. Ze krijgt me iedere keer weer aan het janken. Aanstelster die ik ben. Want momenteel gaat het allemaal best goed, dus wat is precies het probleem? "Waar ben je zo bang voor", vraagt ze. "De laatste scans waren goed. Er is nu geen gevaar, er is op dit moment geen sprake van kanker. En jij blijft maar in de stress-stand staan. Je vlucht in je werk, bent constant in gevecht met jezelf. Alles om maar geen gevoelens toe te laten. Ga nou gewoon eens zitten voelen."
"Ik wil wel", zeg ik dan huilerig, "maar ik kan de knop niet vinden. Hoe moet je dat doen: voelen. Ik wil helemaal niet voelen. Ik wil gewoon door met mijn leven."
Daar ben je dan...
Hallo zwart gat, daar ben je dan. Je bent er 's nachts als ik wakker lig, ergens een pijntje voel en mezelf er na een uurtje succesvol van heb overtuigd dat er door mijn hele lijf uitzaaiingen zitten. Je was er toen ik vorige week over een stoeptegel struikelde en allebei mijn ellebogen brak. De fysieke weerstand om door de draaideur van het ziekenhuis heen te gaan om ze te laten verbinden, naar de plek waar eerder zoveel narigheid over me heen werd uitgestort, was zo hevig dat ik het gevoel had dat ik moest overgeven.
De geest van de toekomst:
Ik zakte volledig in je weg toen een vriendin vroeg of ik langs kon komen. Na 30 jaar van meerdere soorten kanker, had ze het opgegeven. Ze ging euthanasie laten plegen en wilde graag afscheid nemen. Mijn verstand zei: 'dit ben jij niet. Jouw laatste scan was goed. Leef verder tot het volgende onderzoek. Dat kan fout zijn, klopt. Maar je kan ook onder een bus komen.' Maar mijn gevoel zei: 'kijk, dit word jij. Misschien over een week, misschien over een jaar. Dat slangetje in haar neus, dat niet meer verder willen, dat staat jou ook te wachten. Dit is de geest van jouw toekomst.' En ik wist wel dat dat gevoel nergens op sloeg, maar ik kreeg het niet weggestopt...
En een week later slokte je me opnieuw op, toen ik aan het graf van mijn vader stond. 'Dag papa, tot snel,' voelde ik. 'Nee', zei mijn verstand, 'er is nu geen enkele reden om dat zo te voelen. Hou ermee op. Ga cake eten en met je broer herinneringen ophalen.'
Voelen maakt bang:
Wat koop ik voor voelen? Voelen maakt me bang. Ik wil wel doen alsof er niks aan de hand is, maar er zijn dagen dat mijn keel zo dichtgeknepen is van angst dat ik letterlijk geen hap door mijn keel krijg. En dan word ik daar weer nog banger van: want stel nou dat het straks toch fout is, dan heb ik mijn laatste maanden gesleten met naargeestig ronddobberen in een poel van zwarte ellende. Lekker dan.
BEKIJK OOK:
'Met de tumor is ook mijn zorgeloosheid verdwenen'
Waar zijn de slingers gebleven?
Als ik lees over lotgenoten die blij vertellen dat ze kankervrij zijn, denk ik alleen maar: wacht jij maar. Garantie tot de voordeur. Dan zie ik blije foto's van taart en champagne om het leven te vieren en dan wil ik zo graag meedoen. Ik wil niets liever dan de slingers ophangen, maar ik kan ze maar niet gevonden krijgen. Waar is mijn optimisme gebleven, mijn levensvreugde, mijn vermogen om onbezorgd plezier te maken en vrolijk te zijn, zonder steeds het gevoel te hebben dat ik aan de rand van de afgrond sta en me schrap moet zetten om niet naar beneden te vallen?
Samen zijn we minder alleen:
Het zwarte gat na de behandelingen; kreeg het me zomaar toch te pakken. Psycholoog Melanie vindt dat ik dat ook moet delen met mijn lezers. Want wie weet zitten we er wel met heel veel mensen in en zien we elkaar niet, omdat we het lichtknopje niet kunnen vinden en niemand erover durft te praten. Het gaat toch goed met ons? Dus waar zeuren we nog over? Samen zijn we minder alleen. En we kunnen zomaar nog 30 jaar verder leven. Zou toch zonde zijn als we die verspillen met blijven zoeken naar die slingers. Misschien kunnen we ze niet vinden omdat ze allang zijn opgehangen. We hoeven ze alleen nog maar te zien.
Bron: www.telegraaf.nl