Deel 48: ’In shock staar ik naar mijn kruis, down-under voltrekt zich een ramp’.

20-12-2022 18:10

 

 

Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw.

 

 

Columns & Opinie.

 
 
Journalist en auteur Marith Iedema schrijft over liefde, seks en relaties. Het leven lacht haar toe, tot ze te horen krijgt dat ze borstkanker heeft. Voor VROUW doet ze verslag van wat ze meemaakt. Marith woont samen met geliefde Duncan en zoontje Noah (2) in Amsterdam.
 
 
 
 
 
„Als Duncans meeting is afgelopen kijken we elkaar aan. Als hij begint te schaterlachen doe ik mee.”
 

Foto: EIGEN BEELD.

 
 
 
 
 
 
Lotgenoten waarschuwden me al. De combinatie van mijn soort chemo met alle medicatie die mijn leven dragelijker moet maken, zou hoogstwaarschijnlijk zorgen voor schimmelinfecties en verstoppingen. Obstipatie kan weer leiden tot scheuren, tot nare infecties, tot aambeien.
 
Ik hoopte vurig dat deze hel mij bespaard zou blijven. Ik had mijn portie wel gehad. Toch? Mocht ik een keer de dans ontspringen, please lieve heer?
 
 

Geïnfecteerd:


Mijn gebeden zijn niet verhoord. Al mijn openingen zijn geïnfecteerd. Zelfs mijn neus zit vol wondjes. Maar vooral down-under voltrekt zich een ramp. Wat gebeurt daar in vredesnaam? Ik ga rechtop in bed zitten. Ondanks de twee pillen Lorazepam die ik vannacht slikte, kon ik de slaap niet vatten. Jeuk en pijn wisselden elkaar af.

 

Ik strompel de trap af, naar de woonkamer.

„Goedemorgen lieverd!” zegt Duncan, die Noah al naar de crèche heeft gebracht en vandaag thuis werkt.

 

Ik grom.

„Niet goed geslapen?”

 
Zonder antwoord te geven loop ik naar de badkamer. Het is de hoogste tijd om eens poolshoogte te nemen. Ik pak een spiegel en ga poedelnaakt in kikkerhouding zitten, de spiegel tussen mijn benen. Mijn rug naar de badkamerdeur.

Oh. Mijn. God. Ik sla een hand voor mijn mond.

 

In shocktoestand staar ik naar mijn kruis. Net na de geboorte van Noah vergeleek ik dit gebied met een kapotgeslagen sukadelap. Maar dit is erger. Ik wil stoppen met kijken, maar het lukt me niet mijn blik af te wenden van het oorlogsgebied.
 
 
 

Grotwezen:


Ineens vliegt de deur open.

 

Duncan.

Ik kijk over mijn schouder en we wisselen een blik. Ik zie mezelf door zijn ogen. Ik ben Gollum, het grotwezen uit Lord of The Rings. Mijn ogen zijn net zo wijd opengesperd. Ik ben net zo kaal. Mijn huid is net zo grijs. En ik zit in exact dezelfde houding.

 

Duncan kijkt geschokt.

 

„Ga weg!!!!” schreeuw ik.

 

„Oh sorry!” hakkelt hij.

 

„Wat doe je daar Marith?” roept hij dan, tegen de dichte deur.

 

Ik geef geen antwoord. Met een klap leg ik de spiegel neer. Ik ga op de koele badkamervloer zitten – even bijkomen.

 

Ik zucht. De tijd van schaamte is reeds lang voorbij. Wie samen een bevalling doorstaat kent geen gêne meer. Ik scheurde onder Duncans toeziend oog volledig uit. Onze liefde bleef overeind. Dus dit nieuwe dieptepunt zullen we ook wel overleven.

 

Ik besluit me niet aan te stellen. Mijn reactie was overdreven. Duncan is mijn levenspartner. Ik vertel hem alles. Dus natuurlijk maak ik mijn geliefde ook deelgenoot van mijn nieuwe griezelige aandoening.

 

Duncan staat aan ons kookeiland, laptop voor zijn neus.

 

„Jezus schat, m’n hele fucking anus is geïnfecteerd! Het gaat daar echt helemaal niet goed! Ik moet nu meteen...”

 

Duncan maakt zulke vreemde gebaren dat ik stop met praten. Hij wijst steeds opnieuw naar zijn computer.

 

Wat ziet hij daar? Ik ga naast hem staan, kijk naar zijn scherm. Een stuk of dertig collega’s staren terug. Ik laat me door mijn knieën zakken, verdwijn razendsnel uit beeld. Dan kruip ik naar bank. Waar ik wijdbeens ga liggen kermen.

 

Oké, dit is niet mijn dag.

 

 

Schaterlachen:


Als Duncans meeting is afgelopen kijken we elkaar aan. Als hij begint te schaterlachen doe ik mee.

 

„Gaat het?” vraagt Duncan als hij weer kan praten.

 

Ik schud krachtig met mijn hoofd.

 

„Zal ik er even op blazen?”

 

Ik twijfel. Aan de ene kant lijkt dat me zalig. Aan de andere kant wil ik hem zo ver mogelijk bij ground zero uit de buurt hebben.

 

Duncan zegt dat ik niet moet zeiken. En even later blaast hij koele lucht op mijn hete, kloppende en jeukende vlees.

 

Bestaat er een groter teken van liefde? Ik geloof van niet.