Hormonale therapie bij borstkanker.
Niet alle vormen van borstkanker zijn even gevoelig voor hormonale therapie. Daarvoor moeten de kankercellen namelijk hormoonreceptoren hebben. Of die receptoren er zijn, wordt vastgesteld door middel van weefselonderzoek in het laboratorium. Daarvoor wordt wat tumorweefsel weggenomen uit de borst of uit een uitzaaiing.
Hormoongevoelig
Bij weefselonderzoek in het laboratorium worden de kankercellen onderzocht op de aanwezigheid van zogenoemde 'hormoonreceptoren'. Als er hormoonreceptoren worden gevonden, spreekt men van hormoonreceptor-positieve of hormoongevoelige borstkanker. De kans dat de tumor dan gunstig reageert op hormonale therapie ligt tussen de 50 en 75%.
Hormoonongevoelig
Als er géén receptoren worden aangetoond, spreekt men van hormoonreceptor-negatieve of hormoonongevoelige borstkanker. De kans op verbetering van de ziekte door hormonale therapie is dan gering.
Toepassing
Hormonale therapie wordt alleen gegeven aan patiënten met hormoonreceptor-positieve borstkanker. De productie van 'eigen' hormonen wordt hierdoor beperkt of hun invloed wordt verminderd. Hierdoor wordt de woekering van de kankercellen stopgezet en sterven de hormoongevoelige kankercellen uiteindelijk af.
In een vroeg stadium van borstkanker kan hormonale therapie bijdragen aan betere overlevingskansen. Bij uitzaaiingen kunnen het ontstaan en de woekering van de kankercellen (tijdelijk) worden stopgezet.
Of de borstkanker gunstig op de hormonale therapie zal reageren hangt ook af van andere tumorkenmerken en van de snelheid waarmee de ziekte zich ontwikkelt. Als bijvoorbeeld na de operatie de tumor erg snel terugkomt, dan is de kans dat deze goed reageert op hormonale therapie minder groot dan wanneer de tijd die daartussen zit langer is.
Hormonale therapie als adjuvante behandeling
Patiënten met kankercellen in de okselklieren krijgen vrijwel altijd een adjuvante behandeling. Adjuvante therapie bij patiënten met borstkanker kan bestaan uit hormonale therapie, chemotherapie of doelgerichte therapie.
Ook als er geen kankercellen in de okselklieren zijn aangetroffen kan de specialist een adjuvante behandeling adviseren. Dit gebeurt afhankelijk van het risico op terugkeer van de ziekte. Hierbij zijn onder meer de grootte en de mate van kwaadaardigheid van de tumor van belang. Wanneer u hier vragen over heeft, bespreek deze dan met uw specialist.
Hormonale therapie als palliatieve behandeling
Een palliatieve behandeling is erop gericht de omvang van de uitzaaiing(en) te verkleinen en zodoende de ziekte te remmen en klachten te voorkomen of te verminderen. Bij uitgezaaide hormoonreceptor-positieve borstkanker zal in eerste instantie hormonale therapie als palliatieve behandeling overwogen worden.
Als de uitzaaiing snel groeit en binnen niet al te lange tijd problemen zou kunnen veroorzaken, stelt uw specialist mogelijk voor (eerst) een behandeling met chemotherapie te ondergaan. Een behandeling met hormonen heeft namelijk tijd nodig om te kunnen gaan werken. Het duurt enkele weken tot 2 of 3 maanden voordat een gunstig effect optreedt. Overigens is ook het effect van chemotherapie meestal pas na 3 tot 6 weken vast te stellen.
Hormoonpreparaten
Antihormonen
Veel patiënten met borstkanker worden behandeld met antihormonen. Deze medicijnen remmen de aanmaak of werking van bepaalde 'eigen' hormonen. Hierdoor wordt de woekering van de kankercellen stopgezet en sterven de hormoongevoelige kankercellen uiteindelijk af.
Het meest gebruikte middel is tamoxifen. Dit is een antihormoon dat werkt door de hormoonreceptoren te blokkeren. Het wordt gegeven in de vorm van tabletten, die dagelijks moeten worden ingenomen. Patiënten moeten tamoxifen meestal een aantal jaren gebruiken.
Een ander antihormoon is fulvestrant. Dit is een antihormoon dat de hormoonreceptor vernietigd. Het middel wordt 1 keer per maand als injectie toegediend.
Bijwerkingen tamoxifen
Bijwerkingen die bij het gebruik van tamoxifen kunnen optreden zijn:
- opvliegers
- misselijkheid
- gewrichtsklachten
- droge vagina
Misselijkheid treedt voornamelijk op aan het begin van de behandeling. Het verdwijnt meestal weer spontaan als u tamoxifen blijft innemen. Overleg eventueel met uw arts hoe de misselijkheid bestreden kan worden. Menstruaties kunnen door het gebruik van tamoxifen onregelmatig worden of (tijdelijk) ophouden.
Veel minder voorkomende bijwerkingen zijn onder meer:
- gewichtstoename
- duizeligheid
- hoofdpijn
- sombere gevoelens
- bloedverlies uit de vagina
- dunner wordend haar
Indien u zich blijvend neerslachtig voelt, bespreek dit dan met uw arts. Het kan een reden zijn de behandeling met tamoxifen te stoppen en eventueel een andere hormoonbehandeling toe te passen.
Bij bloedverlies uit de vagina moet u uw arts waarschuwen.
Kort na het beginnen met tamoxifen kan het kalkgehalte in het bloed tijdelijk hoger worden. U merkt dit aan:
- dorst
- veel moeten plassen
- verminderde eetlust
- moeite met concentreren
- sufheid
- verstopping
Waarschuw dan uw arts. Deze symptomen zijn meestal goed te behandelen. Na de overgang vermindert tamoxifen het risico op botontkalking.
Tamoxifen bevordert de bloedstolling, waardoor er een iets verhoogd risico is op de vorming van bloedpropjes in de bloedvaten (trombose).
Baarmoederkanker
Het gebruik van tamoxifen gedurende een aantal jaren kan het risico op het ontstaan van baarmoederkanker licht verhogen. De kans op een gunstig effect van de behandeling met tamoxifen is echter vele malen groter dan het risico om baarmoederkanker te krijgen. Wel worden borstkankerpatiënten die tamoxifen gebruiken, zorgvuldig onderzocht als zij gynaecologische klachten krijgen, zoals vaginaal bloedverlies.
Bijwerkingen fulvestrant
De meest voorkomende bijwerkingen van fulvestrant zijn:
- pijn op de plaats van de injectie
- moeheid
- hoofdpijn
- opvliegers
- een droge vagina
- misselijkheid
- lichte haaruitval
- spier- en gewrichtsklachten
- botontkalking (bij langdurig gebruik)
Aromataseremmers
Bij vrouwen die in de overgang zijn of de overgang achter de rug hebben, bestaat de hormonale behandeling bij voorkeur uit het innemen van aromataseremmers (anastrozol, letrozol, exemestane). U krijgt dit middel direct aan het begin van uw behandeling of nadat u al 2 tot 3 jaar tamoxifen heeft gebruikt. Aromataseremmers worden gegeven in de vorm van tabletten, die dagelijks moeten worden ingenomen.
Bijwerkingen aromataseremmers
De voornaamste bijwerkingen die bij het gebruik van aromataseremmers kunnen optreden zijn:
- opvliegers
- hoofdpijn
- misselijkheid (bij het starten van de behandeling)
- gewrichtsklachten
- stijfheid
- botontkalking
Aromataseremmers verhogen het risico op bloedpropjes in de bloedvaten en het risico op baarmoederkanker niet.
Bij vrouwen die nog menstrueren kunnen aromataseremmers de vruchtbaarheid stimuleren. Dit kan leiden tot (ongeplande) zwangerschap. Aromataseremmers worden daarom niet gegeven aan vrouwen die nog niet in de overgang zijn.
Hormonen die de hypofyse beïnvloeden
Bij vrouwen die nog niet in de overgang zijn, kan de behandeling bestaan uit het tijdelijk of blijvend uitschakelen van de hormoonproductie van de eierstokken. Dit gebeurt met 3-maandelijkse injecties met een langwerkende hormoon (gosereline ). Dit hormoon beïnvloedt de hypofyse en daardoor onderbreken deze hormooninjecties de signalen vanuit de hersenen naar de eierstokken. De injecties worden gegeven in combinatie met tamoxifen.
Bij een gunstige reactie op die injecties kan overwogen worden de eierstokfunctie definitief uit te schakelen door deze operatief te verwijderen. De injecties zijn dan niet meer nodig, maar het is dan nog wel nodig om tamoxifen te blijven gebruiken. Afhankelijk van onder meer uw eigen voorkeur kunnen de eierstokken ook direct verwijderd worden. Na verwijdering van de eierstokken kunnen in plaats van tamoxifen ook aromataseremmers worden gebruikt.
Bijwerkingen hormonen die de hypofyse beïnvloeden
Bijwerkingen die bij de injecties kunnen optreden zijn verschijnselen die passen bij de overgang, zoals opvliegers, transpireren en een droge vagina. Ook kunnen de hormonen invloed hebben op de stemming.
Aan het begin van de behandeling kunnen misselijkheid, pijnlijke borsten en vaginaal bloedverlies optreden. Bespreek met uw specialist welke bijwerkingen en gevolgen in uw geval kunnen optreden en wat er eventueel aan kan worden gedaan.
Hormonale veranderingen
De anticonceptiepil brengt veranderingen in de hormoonhuishouding teweeg. Het is mogelijk dat dit bij vrouwen met borstkanker een negatieve invloed heeft. Zo zouden eventueel nog aanwezige kankercellen in het lichaam die (nog) geen klachten geven, door het pilgebruik kunnen worden gestimuleerd om te groeien.Ook gaat de pil niet goed samen met een hormonale therapie. Om die redenen adviseren artsen vrouwen met borstkanker voor andere, niet-hormonaal werkende methoden van anticonceptie te kiezen.