Ewingsarcoom: overlevingskansen verbeterd, maar jongvolwassenen hebben nog steeds slechter vooruitzicht dan kinderen.
Ewingsarcoom is een vrij zeldzame en agressieve vorm van kanker die meestal ontstaat in het botweefsel of, minder vaak, in andere delen van het steunweefsel (de weke delen). De ziekte komt vooral voor bij kinderen en bij adolescenten en jongvolwassenen (AYA's). Epidemiologisch onderzoek uit andere landen liet zien dat AYA's met Ewingsarcoom meestal een slechtere prognose hebben dan jongere kinderen met deze ziekte. Bestaat dit overlevingsverschil ook in Nederland? Dat onderzochten Maya Schulpen (Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie) en collega’s van o.a. de expertisecentra voor bottumoren en IKNL op basis van cijfers uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR).
De onderzoekers vergeleken de relatieve 5-jaarsoverleving van Ewingsarcoom tussen kinderen (0-17 jaar) en AYAs (18-39 jaar) gediagnosticeerd tussen 1990 en 2018 in Nederland. Ook werd meer gedetailleerd gekeken naar verschillen tussen kleinere leeftijdsgroepen (0-4 jaar t/m 35-39 jaar), stadium bij diagnose (gelokaliseerde en gemetastaseerde ziekte), weefsel van origine (bot en weke delen) en diagnoseperioden (1990-1999, 2000-2009 en 2010-2018).
Dr. ir. Henrike Karim-Kos van het Prinses Máxima Centrum en IKNL:
De kracht van deze studie is dat het een populatieonderzoek is. Alle kinderen en jongvolwassenen met Ewingsarcoom in 1990-2018 zijn meegenomen ongeacht het ziekenhuis waar ze zijn behandeld en zonder enige selectie om bepaalde patiënten wel of niet in de studie op te nemen. Die volledigheid maakt deze studie erg betrouwbaar.
Toename overleving groter bij kinderen:
In de periode 1990-2018 kregen 463 kinderen en 379 AYA’s de diagnose Ewingsarcoom waarbij AYA’s vaker werden gediagnosticeerd met metastasen (35%) dan kinderen (28%). De 5-jaarsoverleving is voor zowel kinderen als voor AYA’s met Ewingsarcoom de afgelopen decennia verbeterd met een toename van 14-16%. Voor de totale groep is nu 64% 5 jaar na diagnose nog in leven, dit was 46% in de jaren ‘90. De groep kinderen heeft wel betere vooruitzichten; daar is de 5-jaarsoverleving 70% in 2010-2018, terwijl dat voor AYA’s 53% is. Het verschil in overlevingskansen tussen kinderen en AYA's is echter niet afgenomen over de tijd. Kinderen jonger dan 5 jaar hebben de beste overlevingskansen: na 5 jaar is 78% nog in leven. Met het toenemen van de leeftijd, dalen de overlevingskansen en vanaf 18 jaar stabiliseert dit met een 5-jaarsoverleving van 40-50%.
Verschil niet afhankelijk van lokalisatie:
Het verschil in de 5-jaarsoverleving ten nadele van AYA’s werd gezien bij zowel gelokaliseerde als gemetastaseerde ziekte en bij bijna alle lokalisaties van de tumor (bijvoorbeeld armen, benen en romp) Deze factoren konden dus het verschil in overleving niet verklaren. Na correctie voor follow-up duur, geslacht, diagnoseperiode, ziektestadium en lokalisatie van de tumor bleef de kans om te overlijden aan Ewingsarcoom groter onder AYA’s dan onder kinderen.
Toename combinatietherapie:
Voor de toekomst is aanvullend onderzoek nodig waarin o.a. gekeken gaat worden naar de biologische kenmerken van Ewingsarcoom, intensiteit en schadelijke bijwerkingen van de behandeling en deelname aan klinische studies als mogelijke factoren die het overlevingsverschil kunnen verklaren en daarmee handvatten bieden om de overlevingskansen te verbeteren voor beide leeftijdsgroepen.
Meer informatie:
Bron: iknl.nl/nieuws/2024/ewingsarcoom-overleving-kinderen-jongvolwassenen