Diepe veneuze trombose en longembolie.
Deze tekst gaat over diepe veneuze trombose en longembolie in de palliatieve fase (als genezen niet meer mogelijk is).
Bij trombose ontstaat er een stolsel in een bloedvat (ader of slagader) of in het hart.
Een diepe veneuze trombose treedt op in een diep gelegen ader. Meestal in de kuit, soms in bovenbeen, bekken, onderste holle ader of in een arm. Het stolsel kan losraken en een longembolie veroorzaken.
Een longembolie is een totale of gedeeltelijke afsluiting van een of meerdere takken van de longslagader.
Trombose en longembolie komen vaak samen voor.
Gevolgen:
Diepe veneuze trombose: zwelling, pijn, warmte en roodheid, meestal van het been, soms van de arm.
Longembolie: kortademigheid en/of eenzijdige pijn op de borst (vaak bij het inademen), hoesten en/of bloed ophoesten. Soms acute problemen met de bloedcirculatie en overlijden
Oorzaken:
Kanker, hartfalen en COPD leiden tot een sterk verhoogd risico op diepe veneuze trombose en longembolie.
Andere algemene risicofactoren zijn:
- oudere leeftijd
- bedrust
- overgewicht
- roken
- spataderen
- onbeweeglijk maken van een been of arm (bijvoorbeeld door een gips of spalk)
- breuk van het bekken, heup/dijbeen of scheenbeen
- aanwezigheid van een centrale veneuze lijn: katheter (slangetje) in een groot bloedvat
- infectie
- recente operatie
- recente beroerte
- behandeling met hormonale therapie, chemotherapie of doelgerichte therapie
- eerdere trombose of longembolie
- erfelijke of verworven stollingsstoornissen
Diagnostiek:
Aan de hand van een aantal criteria schat de arts in hoe hoog de kans is op een diepe veneuze trombose of een longembolie.
Zo nodig vindt aanvullend onderzoek plaats, bijvoorbeeld:
- bloedonderzoek
- echografie van been of arm
- röntgenfoto van de borstkas
- CT-angiografie
- ventilatieperfusiescan
Preventie:
Om een trombose of longembolie te voorkomen, wordt onderhuids (subcutaan) heparine gegeven:
- voorafgaand aan een operatie
- bij een ernstige complicatie (bijvoorbeeld een infectie) waarvoor behandeling wordt gestart
Heparine is een antistollingsmedicijn. Het zorgt ervoor dat bloed minder makkelijk samenklontert.
Soms geeft de arts ook preventief heparine in andere situaties of bij andere aandoeningen in de palliatieve fase. Er moet dan wel sprake zijn van een levensverwachting van meer dan 4 weken en van een hoog risico op diep veneuze trombose of longembolie.
Behandeling van diepe veneuze trombose en longembolie:
Bij verdenking van een longembolie start de arts soms al met behandeling voordat de diagnose met zekerheid is gesteld.
De volgende behandelingen zijn mogelijk:
Behandeling in acuut stadium bij diepe veneuze trombose en/of longembolie:
- bij een ernstige longembolie: trombolyse. Hierbij krijgt u een medicijn (alteplase) via de longslagader ingespoten. Dit middel lost stolsels in de bloedvaten op en voorkomt dat bloedvaten (verder) dicht gaan zitten.
- in de overige situaties altijd dagelijks heparine; dit wordt tegenwoordig vrijwel altijd onderhuids (subcutaan) toegediend
Bij patiënten met kanker in de palliatieve fase:
- heparine tot aan overlijden
- als langdurige behandeling met heparine niet mogelijk of gewenst is: starten met orale stollingsremmers (inname via de mond). De Trombosedienst controleert de snelheid waarmee het bloed stolt (INR). Is de INR na 5 dagen gedaald tot een bepaalde waarde, dan kan de patiënt stoppen met de antistollingsmedicatie.
Bij patiënten met andere ziektes in de palliatieve fase:
- weegt de arts de voor- en nadelen van onderhoudsbehandeling met heparine af tegen die van orale stollingsremmers
- hangt de duur van de behandeling af van de situatie: minimaal 3 maanden (bij diepe veneuze trombose)/ 6 maanden (bij longembolie) tot levenslang
Bij trombose van het onderbeen:
- zwachtelen
Bij longembolie als antistolling beslist niet mag worden toegepast of bij terugkerende longembolie (recidief) ondanks adequate antistolling met heparine: plaatsing filter in de onderste holle ader
Als wordt afgezien van bovengenoemde behandelingen, is een behandeling mogelijk gericht op de klachten (vooral pijn en dyspneu)
Controle:
De arts of verpleegkundige controleert in het begin dagelijks of u klachten en verschijnselen hebt die op diep veneuze trombose of longembolie wijzen. Wordt u behandeld met stollingsremmers ('bloedverdunners'), dan controleert de Trombosedienst op INR.
Bron: www.kanker.nl