Diagnose.
Ziektegeschiedenis en lichamelijk onderzoek:
Een arts baseert het vermoeden van een hersentumor op een combinatie van klachten en verschijnselen. Om deze klachten en verschijnselen in kaart te brengen, voert de arts allereerst een zorgvuldig gesprek over de aard en het beloop van de klachten. In het gesprek krijgt de arts meteen een indruk van belangrijke hersenfuncties zoals het denken, geheugen, emotioneel evenwicht, karakter, spraak- en taalvermogen. Daarna volgt een lichamelijk onderzoek waarbij de arts vooral het zenuwstelsel test: gezichtsvermogen, gehoor, spraak, kracht en beweging, gevoel, coördinatie (het samenspel van bewegingen), evenwicht en reflexen.
Beeldvormende diagnostiek (scans)
Bij een verdenking op een hersentumor of andere hersenziekte zal de arts een CT-scan of een MRI-scan van de hersenen laten maken (zie voorbeeld hiernaast). Een hersentumor heeft een vaak een typisch aspect op de scan. Hiermee is de diagnose ‘hersentumor’ waarschijnlijker geworden, maar beeldvormende diagnostiek alleen is onvoldoende om de diagnose met zekerheid te stellen ; er moet vrijwel altijd een weefselonderzoek (biopt of grotere operatie) plaatsvinden om de diagnose te bevestigen. De verschillende bevindingen op een CT-scan of een MRI-scan worden later uitgebreider besproken, lees verder bij radioloog.
Weefselonderzoek:
Voor de definitieve diagnose van een hersentumor is tumorweefsel nodig dat onder de microscoop wordt onderzocht. Soms kan worden volstaan met het nemen van een klein stukje weefsel uit het afwijkende gebied: een biopsie. In andere situaties wordt weefsel verkregen middels een grotere operatie waarbij zoveel mogelijk van de tumor wordt verwijderd.
Bron: www.hersenstichting.nl