Deel 98: ’Ik pak een grijs rompertje met wolkjes en ruik eraan’.
Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw
Column.
Duncan en ik mesten onze kast uit.
„Wegdoen?” Ik wijs op het autostoeltje waar Noah uit is gegroeid.
Duncan aarzelt even en knikt dan. „Doe maar.”
Ik buk, trek een nieuwe doos tevoorschijn en als ik zie wat erin zit, verstijf ik een moment.
Dan open ik de plastic deksel. Ik staar naar de keurige stapeltjes kleding uit een ander leven.
Daar liggen ze: Noahs mooiste, allerkleinste babypakjes, klaar voor ronde twee.
Ik pak een grijs rompertje met wolkjes en ruik eraan.
Toen ik deze doos inpakte, was ik nog high van de zwangerschapshormonen. Het moederschap overtrof mijn stoutste dromen. Niet veel later donderde ik stevig van de roze wolk - bleek het leven met een veeleisende baby toch een stuk minder idyllisch, maar ik wist desondanks zeker: ik wil snel nog zo’n mini-mensje, een broertje of zusje om ons gezin ‘compleet’ te maken.
Het liep anders.
Familieman:
„Jezus, wat klein…” Duncan pakt het rompertje uit mijn handen.
Duncans beste vriend krijgt een tweede kind. Dat is naast mooi ook confronterend.
Duncan is een familieman. „Ik wil tenminste twee kinderen,” maakte hij al in een vroeg stadium van onze relatie duidelijk. Zelf groeide hij op met een constant en intens verlangen naar een broertje of zusje. Een speelkameraadje. Maar bovenal een maatje waarbij hij zich niet hoefde te schamen voor zijn thuissituatie.
Als ik zie hoe Duncan naar het pakje kijkt, wend ik snel mijn blik af. Even schiet de gedachte ‘mijn schuld’ door mijn hoofd.
„Best moeilijk dat W. een tweede krijgt, hè?” vraag ik.
Hij reageert laconiek.
„Pfff. Die gebroken nachten, al die virussen, dat constante gejank, dank je feestelijk.”
Hij knipoogt. Duncan loopt niet met zijn emoties te koop.
Vorige week kreeg ik een bericht van lotgenoot P. – met wie ik regelmatig contact heb op Instagram. P. en ik zijn allebei bijna een jaar klaar met chemotherapie en hebben nog zeker vier jaar antihormoontherapie voor de boeg.
P. schreef me dat ze in februari tijdelijk stopt met de medicatie die haar kunstmatig in de overgang brengt, omdat ze een tweede kind wil.
Ik vertel het aan Duncan.
Zijn ogen worden groot.
Hormonenbom:
„Sorry, maar ze is knéttergek,” reageert hij heftig.
„Hé… Oordeel niet zo hard. Een kinderwens is niet rationeel. Jij weet niet wat zij voelt.”
„Doe even normaal Marith! Die vrouw speelt met haar leven. Bewust kiezen voor een hormonenbom, negen maanden lang, terwijl haar kankersoort daarvan groeit, terwijl ze nog midden in de gevarenzone zit… Straks laat ze haar partner alleen achter met twee kleine kinderen. Ik vind het gestóórd en egoïstisch.”
Hij spuwt de woorden uit.
„Doe eens even rustig joh. Ik zeg niet dat ík stop omdat ik een tweede wil,” zeg ik.
„Dat moet je ook niet in je hoofd halen. Ik heb duizend keer liever jou dan nog een baby.”
Hij knikt vastbesloten.
Duidelijk.
Terwijl ik de doos met babykleren naast het autostoeltje zet, de plek waar de spullen staan die we weggeven, denk ik aan twee van mijn beste vriendinnen, bij wie zwanger worden maar niet wil lukken. Bij hen zwijg ik in alle toonaarden over mijn kinderwens. Mijn gevoel van verlies valt in het niet bij dat van hen.
Ik kijk naar Noah. Ik heb het allemaal mee mogen maken: zijn eerste lach, de eerste stapjes, de eerste keer ‘mama’. Dus ja, het is pech dat een tweede kind er voor ons hoogstwaarschijnlijk niet in zit, maar ons geluk weegt kilo’s zwaarder.
Bron: www.telegraaf.nl