Deel 93: ’Als ik mijn gevoel zou volgen kwam ik nooit meer van de bank’.
Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw
Column.
„Weet je zeker dat je uit eten wil?” vraagt ze.
Ik knik. We zijn samen een weekend in Rotterdam en ik heb gereserveerd bij een goed restaurant.
Alcohol helpt:
„Ik neem straks lekker een Espresso Martini. Of twee. Daarna gaat het príma!”
Alcohol helpt. Het haalt de scherpe randjes ervan af.
Mijn plan stemt mijn moeder niet erg enthousiast.
„Dan voel je je morgen nog slechter. Ik wil niet dat je voor mij over je grens gaat.”
’Ze vond keer op keer precies de juiste woorden om me door alle shit heen te slepen.’
Ik trek haar mee naar de lift.
„Dat is dan maar zo. En ik doe dit ook voor mezelf. We gáán!”
Scan nummer twee:
Ja, een avond uit kost me wat. Maar als het meezit levert het me ook wat op: een mooie herinnering. En inmiddels weet ik hoe kostbaar dat is.
Even later proosten we op goede scan nummer twee.
„Nou, weer een spannende uitslag afgevinkt,” zeg ik lachend.
En dan serieus: „Bedankt voor alles mama.”
Kar trekken:
Duncan was fantastisch – maar het waren mijn ouders die de kar trokken. Zij maakten de behandelperiode dragelijk. Zij zorgden voor Noah. En dat niet alleen. Mijn moeder zocht dingen uit. Ze ging mee naar alle belangrijke ziekenhuisafspraken. Ze reed me naar de radio en naar de studio in Groningen omdat ik per se wilde blijven werken en zij dat begreep.
Toen mijn artsen een communicatiefout maakten, sprak mijn moeder hen daaropaan (oncoloog K. is daarom tot op de dag van vandaag een beetje bang voor haar). Ze regelde een spoedafspraak bij de tandarts toen mijn kies infecteerde door de chemo en ik besluiteloos in bed lag te creperen.
Ze vond keer op keer precies de juiste woorden om me door alle shit heen te slepen. En ik hoefde me geen seconde zorgen te maken om haar. Terwijl een ziek kind misschien nog wel erger is dan zélf kanker krijgen.
„Vanzelfsprekend!,” zegt ze. Terwijl ik dondersgoed weet: dat is het niet.
We proosten nogmaals.
„Weet je al wat je vakantieplannen zijn?” vraagt ze.
Grieperig:
Ik kijk haar verbaasd aan. De afgelopen weken waren Noah en ik non-stop grieperig. Voor plannen maken heb ik geen energie.
„Nee, geen idee. Hoezo?”
„Wij overwegen een fietsvakantie deze winter, daar hebben we veel zin in. Maar als jullie nog met ons naar het buitenland willen, waar je het laatst over had, dan gaat dat voor.”
„Eh waarom? Doe vooral waar jullie zin in hebben.”
Ze kijkt me zwijgend aan.
„Of heeft het met kanker te maken?”
Ze knikt. „Ja, natuurlijk. Juist nu is het belangrijk dat jullie een fijne tijd hebben. Met jouw conditie is een vakantie zonder opvang of oppas niet ontspannen. Wij kunnen helpen met Noah én we kunnen veel tijd samen doorbrengen.”
Dierbaren:
Ik snap het. Dit aanbod is ook voor het geval dat. Want scan twee mag dan goed zijn – het is geen garantie voor de toekomst.
Ik vind het fijn als mijn dierbaren realistisch zijn, net als ik. Toch is het confronterend. Snel slik ik het nare gevoel weg.
„Het is sowieso belangrijk dat je de komende tijd doet wat je écht wil. Wat dat ook is,” vervolgt mijn moeder.
Tja. Goed punt. Doe ik dat eigenlijk wel?
Ik zorg voor geluksmomenten, hier en daar. Maar ik ben vooral bezig met werken, met zorgen, met overleven. Ineens verlang ik sterk naar Kaapstad, naar Bali. ’s Middags slapen op een strandbedje. Een boek lezen. Spelen met Noah in de branding. Rust. Herstellen.
Waar wacht ik eigenlijk op?
„Ja, ik wil sámen weg. En lekker lang,” zeg ik dan stellig.
Bron: www.telegraaf.nl