Deel 79: ’Ik denk aan mijn ouders die thuis zitten te wachten op mijn belletje’.

25-07-2023 18:16

 

 

 

Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw

 

 

Column.

 
 
 
Journalist en auteur Marith Iedema schrijft over liefde, seks en relaties. Het leven lacht haar toe, tot ze te horen krijgt dat ze borstkanker heeft. Voor VROUW doet ze verslag van wat ze meemaakt. Marith woont samen met geliefde Duncan en zoontje Noah (3) in Amsterdam.
 
 
 
 
 
’Ik haal diep adem, in een poging de paniek die ik voel te onderdrukken.’
’Ik haal diep adem, in een poging de paniek die ik voel te onderdrukken.’
 
 
 
 
 
 
 
 
 
„Nog één keertje?” smeekt Noah.
 

„Oké vooruit.” En daar gaan we, voor de dertigste keer naar beneden met de roltrap, naar de begane grond van het VUmc Imaging Center én weer naar boven. Noah gilt van plezier. Het is de beste afleiding die ik me op dit moment kan wensen. Ik krijg vandaag een echografie. Nog even en ik weet of de knobbel in mijn hals uitgezaaide kanker is, of iets onschuldigs - een vetbult of cyste.

 

Mijn afspraak loopt flink uit. Ik kijk opnieuw op de klok - de zenuwen gieren door mijn lijf. Oh man, wat háát ik deze plek – de plek waar het allemaal begon.

 

„Marith! Je bent aan de beurt!” roept Duncan.

 

Ik til Noah op, sprint naar boven.

 

 

De Tekst gaat verder onder de Foto: 

 
 
’Alles wat telt is de liefde - en die is er in overvloed.’
’Alles wat telt is de liefde - en die is er in overvloed.’
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Duncan pakt Noah aan. Hij zoent me. De tijd staat even stil. Onze ruzies, die eerder belangrijk voelden, lijken ineens onzinnig. Waar máákten we ons druk om? Alles wat telt is de liefde - en die is er in overvloed.
 

Ik kijk Duncan aan. Hij mij. Hoe vaak hebben we al zo’n blik gewisseld de afgelopen tijd? Een blik waaruit doodsangst spreekt?

 
 
Veel te vaak.
 

Nou, daar gaan we dan. Ik zet een stap, en nog een. Dit is een bepalend moment. Er is geen middenweg. Óf er is geen vuiltje aan de lucht, óf ik ga hartstikke dood. Als er een uitzaaiing in mijn nek zit, dan is het over en uit.

 

Ik lig op de behandeltafel. Een arts smeert mijn hals in met gel. Hij laat de sonde over mijn huid glijden, eerst rechts, de kant zonder knobbel. Ik staar naar het zwart-witbeeld op het scherm, zonder te weten wat ik zie.

 

„Ik ga van alles zeggen mevrouw, trekt u zich daar niks van aan… oké?”

 

„Eh ja…”

 

Dat is makkelijker gezegd dan gedaan.

 

De arts noemt allemaal getallen op: 2.1, 3.2, 1.3. Twee assistentes schrijven de cijfers op een vel papier.

 

Het onderzoek duurt eíndeloos.

 

„Nu de linkerkant.”

 

Oké. There we go. Ik bal mijn handen tot vuisten. Mijn hart klopt in mijn keel.

 

„6.2, 8.1, 5.4,” zegt de arts.

 

Allemaal veel hógere getallen. Dat kan niet goed zijn. Dit was het dan, mijn laatste uur heeft geslagen. Ik haal diep adem, in een poging de paniek die ik voel te onderdrukken. Het lukt niet.

 

„Kan u al zien wat het is?” vraag ik.

 

„Nee. Nog niet helaas.”

 

Tik, tak, tik, tak. Minuten verstrijken.

 

„Ik ga hiernaast de beelden beoordelen, ik kom zo terug.”

 

Nooit eerder ging de tijd zó langzaam.

 

Ik denk aan Duncan, in de wachtkamer. Aan mijn ouders – die thuis zitten te wachten op mijn belletje. Dit is een mentale marteling.

 

De assistente wrijft even over mijn schouder – ze ziet hoe gespannen ik ben.

 

„De dokter kijkt gewoon heel goed, zodat hij het straks zeker weet.”

 

Adem in. Adem uit.

 

Even later komt de verlossing: geen kanker. Als de arts vertelt wat de knobbel wél is, luister ik maar half. Zodra hij uitgepraat is ren ik naar buiten, naar Duncan toe. Hij komt me tegemoet, zijn ogen wijd opengesperd, Noah in zijn armen. Ik steek mijn duim in de lucht en bel ondertussen mijn moeder.

 

„De knobbel is een stuk bot, onderdeel van mijn wervelkolom – of zoiets! Dat komt soms voor,” roep ik.

 

Alle aanwezigen in de wachtkamer staren ons aan – maar het boeit me niet. We vallen elkaar snikkend in de armen. Het lijkt wel een scène uit The Notebook.

 

Ik druk mijn voorhoofd tegen dat van Duncan. Ik zoen Noah, die zich geërgerd los wurmt.

 

We laten ons op een bank vallen - even uitgeput als opgelucht.

 

Zó - voorlopig zijn we weer diep dankbaar voor de status quo.

 

 

 

 

 

Bron: www.telegraaf.nl