Deel 78: ’Mijn maag draait om: moet je dit horen…’.

18-07-2023 17:09

 

 

Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw

 

 

Columns & Opinie.

 
 
 
 
Journalist en auteur Marith Iedema schrijft over liefde, seks en relaties. Het leven lacht haar toe, tot ze te horen krijgt dat ze borstkanker heeft. Voor VROUW doet ze verslag van wat ze meemaakt. Marith woont samen met geliefde Duncan en zoontje Noah (3) in Amsterdam.
 
 
 
 
 
 
’Als ik eerlijk ben over mijn angst, dan is hij straks nog banger dan ik.’
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
„Oké, daar gaan we dan…” Duncan drukt het gaspedaal stevig in en we sjezen de weg over.
 

Zijn blik staat donker. Ik leg mijn hand op zijn arm – we zwijgen.

 

We nemen vanavond afscheid van Duncans tante. En dat voelt zwaar. Natuurlijk omdat we haar zullen missen. Tante K. is lief, warm en betrokken. Maar het is de timing die ervoor zorgt dat ik misselijk ben. Ik wíl niet geconfronteerd worden met de dood – zeker niet als borstkanker de boeman is.
 
 

Knikker:


Ik zoek met mijn vingers de knobbel in mijn hals. Een masseur ontdekte de knikker vorige week, en ik verliet mijn favoriete massagesalon álles behalve ontspannen.

 

Duncan kijkt me onderzoekend aan van opzij.
 

„Wat zei de oncoloog eigenlijk precies? Was ze ongerust?” vraagt hij.

 

Ik haal mijn schouders op. „Mwah, viel wel mee.”

 

Ik denk terug aan het gesprek, aan haar vragen.

 

Was ik recent ziek geweest? Dat zou die stevige knobbel in mijn nek verklaren. Maar ik heb al weken geen griep gehad.

 

„Het is vast een cyste joh, dat is heel normaal - don’t worry schat,” zeg ik dan tegen Duncan, in een poging hem gerust te stellen. Het heeft weinig zin als we allebei gestrest zijn.

 

 

Drie nachten:


Woensdag heb ik een afspraak in het ziekenhuis. Nog drie dagen. Drie nachten.

 

Een uitzaaiing is een doodvonnis. Please, laat het niet zo zijn.

 

We strijken neer naast het bed van Tante K. die overeind gehouden wordt door zware pijnstillers. Ik kijk naar de Fentanyl neusspray die op tafel staat - een morfine-achtig middel dat ongeveer 50 keer zo sterk is als heroïne, las ik eens. Ik zou wel een spraytje willen. Ik snák naar verdoving, zowel fysiek als mentaal. Even niks denken, niks voelen; dat zou heerlijk zijn.

 

„Ben je heel verdrietig?” vraag ik aan Tante K.

 

Ze schudt dapper haar hoofd.

 

„Ach nee lieverd, het is bijna twintig jaar geleden dat ik voor het eerst borstkanker kreeg. Al die jaren, ze waren een cadeautje.”

 

En dan: „Ik zou het zoveel erger vinden voor jou, voor júllie. Voor mij is het goed zo.”

 

Ik pak haar hand en knik. Duncan kijkt naar de grond. Waar denkt hij aan? Het is in deze setting niet makkelijk je kop in het zand te steken.

 

 

Niet meer te redden:


In de auto onderweg naar huis open ik mijn Instagram en lees een bericht van een lotgenoot. Ze reageert op mijn post over de knobbel.

 

„Wij kregen ongeveer tegelijk dezelfde diagnose. En ook bij mij zat er vorige maand ineens een bobbel in mijn hals.”

 

Ik aarzel om verder te lezen. Ik wil alleen maar horen dat het iets onschuldigs bleek te zijn.

 

Maar nee. De kanker zit in haar hele lijf - ze is niet meer te redden.

 

„Ik heb twee jonge kinderen en weet me geen raad.”

 

Mijn maag draait om.

 

„Moet je dit horen…”

 

Ik open mijn mond, klaar om het verhaal aan Duncan te vertellen. Dan bedenk ik me. Als ik eerlijk ben over mijn angst, dan is hij straks nog banger dan ik. En daar heeft níemand wat aan.

 

„Nee, laat ook maar. Niet interessant.”

 

Ik zet mijn masker van onbezorgdheid weer op. Nog drie dagen. Nog drie nachten.

 

 

 

Bron: www.telegraaf.nl