Deel: 76 ’Sinds chemotherapie lijk ik wel een dementerende bejaarde’.
Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw
Columns & Opinie.
Maar nu ik hier zo lig, loom, mijn hart vol met liefde voor Noah en Duncan, vraag ik me ineens af: zou het kunnen dat ik - alle ellende ten spijt - geluk intenser ervaar, omdat ik aan den lijve heb ondervonden dat het leven eindig is? Was ik eerder in staat zó te genieten van the simpel things?
Ongeduldig:
„Mamaaaaa! Kijk!,” Noahs stem onderbreekt mijn overpeinzingen.
Ik spring overeind, ren naar mijn zoon. Als ik zie dat er een plasje in zijn potje ligt, overlaad ik hem met complimenten. Hij is net twee dagen zonder luier.
„Wat góéd schat, ik ben zó trots op je.”
„Snoepje!”
Noah zucht en steunt, hij laat zich op de grond vallen, zijn gezicht op zijn handen. Hij begint te mokken.
„Niet zo ongeduldig,” mompel ik.
Duncan komt de keuken ingelopen.
„O nee. Ben je weer wat kwijt?” vraagt hij hoofdschuddend.
Dementerende bejaarde:
Gegeneerd haal ik mijn schouders op. Sinds chemotherapie lijk ik wel een dementerende bejaarde. Ik doe de gekste dingen. Tijdens onze laatste vakantie in Antwerpen zou ik onze waardevolle spullen in de hotelkluis opbergen. Maar toen we terugkwamen van een etentje lagen de sieraden op ons bed. In de kluis troffen we een tros druiven aan.
In Parijs zette ik mijn rugzak (bomvol waardevolle spullen) even op de grond, ik nam een foto van mezelf en vertrok vervolgens doodleuk zónder tas, die even later uiteraard weg was. Niks is veilig bij mij. Ik ben mijn pinpas, telefoon en sleutels constant kwijt. En mán, dat is stressvol.
Duncan probeert begripvol te zijn, maar mijn verwardheid drijft hem tot waanzin. Zelf is hij supergeorganiseerd, tegen het extreme aan. Hij heeft vaste plekken voor álles - hij verliest nooit wat.
Met een geïrriteerde gezichtsuitdrukking trekt hij lades open, hij kijkt in de vriezer, de prullenbak, de douche. En dan, na wat een eeuwigheid lijkt te duren (vooral voor Noah), vindt hij de snoepjes.
Bloedirritant:
„Je had ze in een kaaspapiertje gewikkeld en in het bakje met kazen gedaan.” Ik lees in zijn ogen: jij spoort niet.
„Oeps…” ik haal mijn schouders op en moet lachen. Het ís grappig. Maar ik snap dat Duncan gek van me wordt. Het lijkt soms net alsof hij niet één maar twee kinderen heeft.
„Ik doe het niet expres hè…” zeg ik dan.
Hij knikt me geruststellend toe. „Dat weet ik. Maar dat maakt het nog niet minder blóédirritant.”
Nee, dat is waar.
Ik ga weer liggen. Door mijn lijf trekt de bekende nare pijnscheut. En dan weet ik ineens zeker: bullshit, ik ben niet gelukkiger dóór de kanker. Ik ben in staat geluk te ervaren óndanks de ziekte. En dat is al heel wat.
Bron: www.telegraaf.nl