Deel: 76 ’Sinds chemotherapie lijk ik wel een dementerende bejaarde’.

04-07-2023 17:27

 

 

Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw

 

 

Columns & Opinie.

 
 
 
Journalist en auteur Marith Iedema schrijft over liefde, seks en relaties. Het leven lacht haar toe, tot ze te horen krijgt dat ze borstkanker heeft. Voor VROUW doet ze verslag van wat ze meemaakt. Marith woont samen met geliefde Duncan en zoontje Noah (3) in Amsterdam.
 
 
 
 
’Ik nip van mijn ijskoffie, kijk naar Noah en ik voel me zo dankbaar, dat ik bijna uit elkaar spat.’
’Ik nip van mijn ijskoffie, kijk naar Noah en ik voel me zo dankbaar, dat ik bijna uit elkaar spat.’
 
 
 
 
 
 
 
 
 
We zijn op vakantie in eigen land. Ik lig languit op een loungebank, een zacht briesje brengt verkoeling. Ik nip van mijn ijskoffie, kijk naar Noah die zoet speelt in zijn badje en ik voel me zo dankbaar, dat ik bijna uit elkaar spat.
 
 
Ik haat het als mensen een positieve draai proberen te geven aan mijn ziekte. Geregeld krijg ik te horen: „Je komt er vast sterker en beter uit meid!”
 
 
Dan wens ik de persoon in kwestie zélf een levensbedreigende ziekte toe – in gedachten.
 

Maar nu ik hier zo lig, loom, mijn hart vol met liefde voor Noah en Duncan, vraag ik me ineens af: zou het kunnen dat ik - alle ellende ten spijt - geluk intenser ervaar, omdat ik aan den lijve heb ondervonden dat het leven eindig is? Was ik eerder in staat zó te genieten van the simpel things?

 

 

Ongeduldig:


„Mamaaaaa! Kijk!,” Noahs stem onderbreekt mijn overpeinzingen.
 

Ik spring overeind, ren naar mijn zoon. Als ik zie dat er een plasje in zijn potje ligt, overlaad ik hem met complimenten. Hij is net twee dagen zonder luier.

 

„Wat góéd schat, ik ben zó trots op je.”
 

„Snoepje!”

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Hij rent gillend naar de keuken om zijn beloning in ontvangst te nemen. Maar waar ik ook zoek, ik vind de suikervrije winegums nérgens. Wat gek is. Want tien minuten geleden had ik het zakje nog.
 

Noah zucht en steunt, hij laat zich op de grond vallen, zijn gezicht op zijn handen. Hij begint te mokken.

 

„Niet zo ongeduldig,” mompel ik.
 

Duncan komt de keuken ingelopen.

 

„O nee. Ben je weer wat kwijt?” vraagt hij hoofdschuddend.
 
 

Dementerende bejaarde:


Gegeneerd haal ik mijn schouders op. Sinds chemotherapie lijk ik wel een dementerende bejaarde. Ik doe de gekste dingen. Tijdens onze laatste vakantie in Antwerpen zou ik onze waardevolle spullen in de hotelkluis opbergen. Maar toen we terugkwamen van een etentje lagen de sieraden op ons bed. In de kluis troffen we een tros druiven aan.

 

In Parijs zette ik mijn rugzak (bomvol waardevolle spullen) even op de grond, ik nam een foto van mezelf en vertrok vervolgens doodleuk zónder tas, die even later uiteraard weg was. Niks is veilig bij mij. Ik ben mijn pinpas, telefoon en sleutels constant kwijt. En mán, dat is stressvol.

 

Duncan probeert begripvol te zijn, maar mijn verwardheid drijft hem tot waanzin. Zelf is hij supergeorganiseerd, tegen het extreme aan. Hij heeft vaste plekken voor álles - hij verliest nooit wat.

 

Met een geïrriteerde gezichtsuitdrukking trekt hij lades open, hij kijkt in de vriezer, de prullenbak, de douche. En dan, na wat een eeuwigheid lijkt te duren (vooral voor Noah), vindt hij de snoepjes.

 

 

Bloedirritant:


„Je had ze in een kaaspapiertje gewikkeld en in het bakje met kazen gedaan.” Ik lees in zijn ogen: jij spoort niet.

 

„Oeps…” ik haal mijn schouders op en moet lachen. Het ís grappig. Maar ik snap dat Duncan gek van me wordt. Het lijkt soms net alsof hij niet één maar twee kinderen heeft.

 

„Ik doe het niet expres hè…” zeg ik dan.

 

Hij knikt me geruststellend toe. „Dat weet ik. Maar dat maakt het nog niet minder blóédirritant.”

 

Nee, dat is waar.

 

Ik ga weer liggen. Door mijn lijf trekt de bekende nare pijnscheut. En dan weet ik ineens zeker: bullshit, ik ben niet gelukkiger dóór de kanker. Ik ben in staat geluk te ervaren óndanks de ziekte. En dat is al heel wat.

 

 

 

Bron: www.telegraaf.nl