Deel 75: ’Ook als je kanker overleeft, pakt de ziekte een deel van je toekomst af’.

26-06-2023 17:26

 

 

Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw

 

 

Groepstherapie.

 
 
Journalist en auteur Marith Iedema schrijft over liefde, seks en relaties. Het leven lacht haar toe, tot ze te horen krijgt dat ze borstkanker heeft. Voor VROUW doet ze verslag van wat ze meemaakt. Marith woont samen met geliefde Duncan en zoontje Noah (3) in Amsterdam.
 
 
 
 
 EIGEN BEELD.
 
 
 
 
 
 
 
 
Bah, ik kan de akelige verhalen niet meer aan. Snel knijp ik mijn ogen dicht. Oké, happy thoughts. Duncan en ik, samen op een elektrische step in Parijs, de wind door m’n korte haar, aangeschoten, verliefd…
 
 
Groepstherapie. Bij het woord alleen al gaan mijn nekharen recht overeind staan. Toch zit ik hier, met acht lotgenoten van ongeveer dezelfde leeftijd. Want hoeveel weerstand ik ook voel, ik kan niet ontkennen dat ik best een beetje hulp kan gebruiken bij ’verder leven met kanker, als je jong bent’. Baat het niet dan schaadt het niet, dacht ik. Maar inmiddels twijfel ik daaraan. Het schaadt wel. Ik voel me naar. Wie heeft bedacht dat het goed is om je kankergeschiedenis en alle bijhorende traumatische momenten te herleven?
 
 

,,Marith?”

 

Shit, wat was de vraag?
 

,,Eehhh…” Ik kijk de hulpverlener van het psycho-oncologisch centrum hulpeloos aan.

 

,,Je hoeft niet te antwoorden Marith. Als je er niet over wil praten dan snappen wij dat,” zegt de hulpverlener.
 

Ik knik opgelucht.

 

Mijn buurman G. neemt het over. Ik schiet bijna meteen vol als hij begint te vertellen. Beschaamd kijk ik naar mijn handen. G. huilt niet, terwijl hij daar alle reden toe heeft. Zijn verhaal bewijst: het kan áltijd erger. G. had een tumor in zijn borst ter grootte van een courgette. De kanker kwam twee keer terug. Hij onderging vierentwintig maanden chemotherapie van de zwaarste soort, en een stamceltransplantatie. Behandelingen die zijn lijf zó sloopten, dat hij het werk waar hij van houdt nooit meer kan uitvoeren.

 

,,Als het nog eens terugkomt, kunnen de artsen niks meer voor me doen,” zegt hij verrassend nuchter.

 

G. vertelt over zijn wens om oud te worden en over het gevecht dat hij voert om zijn dagen door te komen.

 

Herkenbaar. Het is paradoxaal. Aan de ene kant wil je niks liever dan léven, meer tijd. Maar aan de andere kant is elke dag een worsteling. Ook als je kanker overleeft, pakt de ziekte een deel van je toekomst af: de toekomst die je voor ogen had. Dat geldt voor ons allemaal.

 

,,Hiermee hopen wij jullie de komende weken te helpen. Hoe je kan leren leven met de toegenomen onzekerheid en de beperkingen,” zegt Dory.

 
 
Dan richt ze zich opnieuw tot mij. ,,Marith, wat is het effect van jouw ziekte op je sociale netwerk?”
 

Ik slik en denk aan alle maanden eenzaam in bed, terwijl de wereld verder draaide. Hoeveel liefde en steun ik ook ontving – en dat was véél – het kwetste me diep dat een paar belangrijke mensen het lieten afweten. Dat vertel ik.

 

,,Ik heb vrienden altijd veel aandacht gegeven als ze problemen hadden. Zelf had ik nooit wat. En nu ik wél iets had, iets gigantisch, hoopte ik op meer betrokkenheid…” Ik veeg mijn tranen geïrriteerd af met mijn mouw. Ik wil niet huilen bij deze vreemden.
 

,,Maar het is wat het is. Mensen doen wat ze kunnen, en bij de één is dat veel, bij de ander weinig. Het was een pijnlijke én leerzame ervaring. Ik weet nu dat ik me meer moet uitspreken en ik heb mijn verwachtingen bijgesteld.”

 

Ik kijk op de klok. De therapeut ziet het.
 

,,Laten we afronden.”

 

Ik slaak zo onopvallend mogelijk een zucht van verlichting. Deze twee uren hebben me uitgeput. Ik voel me niet gesteund door de verhalen van mijn lotgenoten. Ze triggeren juist mijn angst voor de dood.

 

Ik sta op, schuif mijn stoel naar achter. Wég hier.

 

,,Oh, jongens, nog even één ding. We willen jullie vragen geen contact te leggen, zolang de therapie duurt. Aan het einde maken we een Whatsappgroep aan.”

 

Grote glimlach.

 

Een ‘kanker-whatsappgroep’. Nou, dank je feestelijk.

 

Ik kijk in het rond. Ik wil het niet denken, maar denk het toch: hoeveel van ons zullen er over vijf jaar nog zijn? Met z’n allen naar de begrafenis, míj niet gezien.

 

Ik haast me naar huis, naar Duncan en Noah. Daar, waar de kanker al een tijdje geen gespreksonderwerp meer is. Dat vond ik vaak moeilijk de afgelopen tijd.

 

 Maar nu ben ik er dankbaar voor.

 

 

 

Bron: www.telegraaf.nl