Deel 70: ’We denken hetzelfde: houdt het dan nooit op?’
Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw
Columns & opinie.
Foto: EIGEN BEELD.
,,Wat is er nú weer?!” schreeuwt hij gefrustreerd.
Ik kan niet praten. Het voelt alsof er een staaf in mijn longen wordt geramd.
De pijn houdt aan. Ik pak mijn telefoon, toets het noodnummer in, geef de telefoon aan Duncan.
,,Vraag of dit door mijn behandelingen kan komen”, hijg ik.
Het suist in mijn oren, ik kan het gesprek onmogelijk volgen.
,,Je moet voor de zekerheid naar de eerste hulp”, hoor ik Duncan dan zeggen. ,,Misschien heb je een longembolie. Dat is een risico als je Tamoxifen gebruikt.”
Hij helpt me uit bed, trekt me een slip en broek aan, een bh, een trui.
De afgelopen tijd verlangde ik weleens terug naar de ‘patiënt-mantelzorger’ relatie, want toen was alles zoveel simpeler tussen Duncan en mij. Nou, be careful what you wish for.
Even later zit ik in een taxi op weg naar het ziekenhuis. Alleen. Want Duncan moet voor Noah zorgen en onze verbouwing in goede banen leiden.
De zon schijnt. Ik kijk naar de fietsers, op weg naar hun werk of de sportschool. Gewoon meedraaien, meedóén… Je beseft pas wat een privilege dat is, als je het niet meer kan - als het leven je door de vingers glipt.
Ik heb zin om uit het raam te schreeuwen: ,,Neem het niet voor lief mensen!”
Ik beloof mezelf plechtig: als dit straks over is, als ik straks beter ben, als mijn lijf me niet langer aan de lopende band in de steek laat - als dat me gegund is - dan zal ik dankbaar zijn voor elke doodnormale dag.
Voor de balie van de spoedeisende hulp krijg ik een nieuwe aanval. Ik klap dubbel, kan een kreet niet onderdrukken. Ik laat me zakken op het bankje dat er staat.
Een bekend gezicht helpt me overeind.
,,Daar bent u weer… We gaan u onderzoeken, mevrouw Iedema.”
Er volgt van álles: scans, bloedonderzoek, mijn hart wordt gemonitord. Maar ze vinden niks. Ik heb geen longembolie. De pijn is waarschijnlijk een gevolg van wat ze ‘late bestralingsschade’ noemen. Om negen uur ’s avonds mag ik naar huis.
Een paar dagen later heb ik een afspraak met dokter K., mijn oncoloog.
De pijnscheuten komen en gaan, dag en nacht, op de meest onhandige momenten. Ik ben gesloopt.
Dokter K. luistert naar mijn longen. Dan legt ze haar stethoscoop weg.
,,Ik hoor geknetter,” zegt ze.
Ze zoekt op de computer naar de beelden van mijn meest recente onderzoek. Ze draait het scherm naar me toe. ,,Kijk…,” wijst ze…
,,Op de plek waar je pijn hebt kan je duidelijk de beschadiging zien.”
,,Kan dat echt zóveel pijn veroorzaken?”
Ze knikt. ,,Helaas wel.”
Ik denk aan één specifieke keer dat ik in de bestralingsmachine lag. Als je borst bestraald wordt moet je doodstil liggen en je adem inhouden om te voorkomen dat je longen en hart meebestraald worden. Ik moest niezen en verschoof. De verpleegkundigen merkten het niet en ik sloeg geen alarm. Het zal wel loslopen, dacht ik. Bestralingsschade leek me peanuts in het licht van de dood.
Ik vertel het mijn oncoloog.
,,Kan het op dat moment mis zijn gegaan?”
,,Ja, dat zou kunnen.”
Godsamme.
,,De pijn kán blijvend zijn,” zegt dokter K. ,,Maar het kan ook vanzelf minder worden. Wellicht helpt fysiotherapie. En eventueel kan je hyperbare zuurstoftherapie proberen. Dat is wel enorm tijdrovend. Maar bij aanhoudende klachten misschien de moeite waard.”
Ik sta op, bedank dokter K., loop naar de uitgang.
Oké, het is weer kut, maar er is hoop.
Bron: www.telegraaf.nl