Deel 67: ’Ik moet meer hulp inschakelen, maar voel me bezwaard’.

15-05-2023 18:39

 

 

Auteur:  MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw

 

 

Columns & Opinie.

 
 
Journalist en auteur Marith Iedema schrijft over liefde, seks en relaties. Het leven lacht haar toe, tot ze te horen krijgt dat ze borstkanker heeft. Voor VROUW doet ze verslag van wat ze meemaakt. Marith woont samen met geliefde Duncan en zoontje Noah (3) in Amsterdam.
 
 
 
 
’Ik laat me languit op de bank vallen, na een slopend begin van de dag.’
 
 
 
 
 
 
 
 
Ik laat me languit op de bank vallen, na een slopend begin van de dag. Duncan had in alle vroegte een flinke aanvaring met aannemer A. die aan ons lekkende dak werkt. A. kwam tot nu toe geen enkele afspraak na en Duncan is al de hele week over de rooie. A. beloofde zijn leven te beteren, maar we geloven er geen reet van. We reageren onze stress op elkaar af, dus we hebben geruzied tot Duncan met Noah de deur uitging. Ik word geacht de boel vandaag in goede banen te leiden.
 
Ik ben misselijk van vermoeidheid. Met mijn vingertoppen masseer ik mijn slapen. Dit gaat voorbij. Dit gaat voorbij. Dit gaat voorbij – spreek ik mezelf moed in. Ik moet door, ik heb geen keuze. Ik verlang bijna terug naar de tijd van chemotherapie. Want toen mocht ik de hele dag in bed liggen. Eigenlijk zou ik meer hulp in moeten schakelen. Maar ik voel me bezwaard. Het afgelopen jaar vroeg ik al zo veel. Ik wil niet steeds tot last zijn.
 

„Marith!” roept aannemer A. van boven.

 

Ik spring op.

„Ja?!”

 

„Kan je de voordeur opendoen?”
 

Even later staat er een nieuwe bouwvakker voor mijn neus. Ik heet hem welkom, steek mijn hand uit, stel me voor. De man kijkt extreem ongemakkelijk, pakt mijn hand niet aan en richt zijn ogen dan op de grond.

 

„Sorry Marith. Hij kan niet met je praten!” roept A. terwijl hij de trap afdendert.

 

Ik kijk A. vragend aan. „Hij is een vluchteling, uit Syrië.”

 

Ik heb te doen met de man die voor mijn neus staat. Mijn situatie is peanuts in vergelijking met de zijne.

 

„Blijft hij?” vraag ik. Ik heb deze week al veel verschillende gezichten gezien.

 

„Ja, we maken de klus samen af.”

 

Drie weken lang iemand over de vloer die niet met me wil praten: halleluja - dat kan er ook nog wel bij.

 

Vakantie:


„Loop even met me mee naar boven Marith, ik wil wat dingen met je bespreken,” zegt A.

 

Even later staan we met z’n drieën op de puinhoop die ooit ons dakterras was.

 

A. wil me net iets aanwijzen als zijn telefoon gaat. Hij neemt op en spreekt zijn moedertaal – die ik niet versta. Hij verheft zijn stem en beweegt geagiteerd met zijn vrije hand. De Syrische man staart naar de grond. Als A. ophangt kijkt hij getergd.

 

„Gaat het?” vraag ik.

 

„Nee, het gaat níét!” schreeuwt hij dan.

 

Ik staar A. verwonderd aan. Hé, dat is eigenlijk míjn tekst.

 

„Uhm. Kan ik iets voor je doen?”

 

Onze aannemer slaat zijn ogen ten hemel.

 

„Ik wil dit werk niet meer doen. Ik word er gek van!”

 

Oké dan.

 

Met ongeloof kijk ik toe hoe A. zijn gereedschap inpakt.

 

„Waar ga je heen?” vraag ik.

 

„Ik ga een tijdje naar het buitenland, om bij mijn familie te zijn.”

 

Met grote stappen beent hij de trap af.

 

De Syriër heeft – net als ik – geen idee wat er gebeurt. Zijn blik schiet paniekerig heen en weer. Ik loop A. achterna, naar beneden.

 

Met een klap valt de deur in het slot. Weg is A.

 

Méént hij dit?

 

Dan komt de Syriër de trap afgelopen, met onzekere tred.

 

„Eh, will you keep working?” vraag ik.

 

En dan peert ook híj ’m vliegensvlug.

 

„Tja. Dat is ook een antwoord,” mompel ik tegen de dichte deur.

 

Duncan komt direct naar huis en is buiten zichzelf van woede.

 

„Hij gaat op vakantie?! WHAT. THE. FUCK!”

 

„Bizar hè.” Ik haal mijn schouders op.

 

Duncan belt A. voor de zoveelste keer. Maar zijn telefoon staat uit.

 

„God-ver-domme!” Duncan verandert al brullend in de Hulk. Zijn spieren spannen zich. In zijn nek kloppen dikke aderen.

 

„Waarom is ons leven veranderd in een slechte film? Waar-om?” roept hij - met zoveel gevoel voor drama dat ik bijna moet lachen.

 

„Relativeren Dunc…” zeg ik zo zacht dat hij me nét niet kan horen.

 

Dan ga ik languit op de bank liggen, trek een deken over me heen en doe mijn ogen dicht.

 

Een lange lege dag strekt zich voor mij uit. Elk nadeel heeft zijn voordeel.

 

 

 

 

 

 

 

Bron:  www.telegraaf.nl