Deel 59: ’Kwaliteit van leven is belangrijk, maar Noah op zien groeien is belangrijker’.

13-03-2023 18:29

 

 

 

Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw

 

 

 

Columns & opinie.

 
 
 
Journalist en auteur Marith Iedema schrijft over liefde, seks en relaties. Het leven lacht haar toe, tot ze te horen krijgt dat ze borstkanker heeft. Voor VROUW doet ze verslag van wat ze meemaakt. Marith woont samen met geliefde Duncan en zoontje Noah (2) in Amsterdam.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Met tegenzin slik ik mijn dagelijkse portie Tamoxifen – nodig om de groei van kankercellen te remmen. Ik heb me tot nu toe niet verdiept in de bijwerkingen van hormoontherapie. Want wat heb ik daaraan? De pillen kunnen mijn leven redden. Níet slikken is geen optie. Dus ik zie wel waar het schip strandt.
 
 
Inmiddels gebruik ik de tabletten zes dagen en ik voel me buitenproportioneel somber. Heb ik last van het ‘zwarte-gat-syndroom’ na chemotherapie, waar zoveel lotgenoten me voor waarschuwden? Of komt dit door de pillen?
 

Ik denk terug aan de medicatie die ik kreeg bij het ivf-traject, direct na mijn diagnose. Er hing een inktzwarte wolk boven mijn hoofd. Er was genoeg om verdrietig over te zijn, maar toch wist ik: dit gevoel, dat bén ik niet. Ik kreeg gelijk. Zodra ik stopte met de middelen klaarde ik op.

 

Ik open Google en typ toch maar: ‘bijwerkingen hormoontherapie’.

 

Ik lees: ’Door de hormoontherapie verandert er veel in je lijf. Er wordt sneller vet gevormd en vocht vastgehouden’. „Nou, lekker dan – nóg meer aankomen,” mompel ik.

 

Andere bijwerkingen zijn: opvliegers, misselijkheid, braken, stemmingswisselingen, depressie, duizeligheid en vermoeidheid.

 

Bam, daar staat het woord dat ik vrees: depressie.

 

Stel dat dit mijn laatste jaren zijn en ik ze neerslachtig doorbreng? Hoe fucking zonde is dát?

 

Ik denk aan de geruststellende woorden van dokter K.

 

„Jij bent iemand bij wie het glas halfvol is, Marith. Mijn ervaring is dat patiënten met die instelling een redelijk normaal leven kunnen leiden met de hormoontherapie.”

 

Ze vervolgde: „Maar ik moet wel eerlijk zeggen: bijna niemand houdt het de voorgeschreven vijf jaar vol. Bijna ál mijn patiënten stoppen voortijdig, omdat ze het gevoel hebben dat ze niet helemaal zichzelf zijn…”

 

Ik zei stellig: „Ik ga het wél volhouden.”

 

Dokter K. knikte. „Dat geloof ik. Jij bent ook een stuk jonger dan de gemiddelde borstkankerpatiënt. Dus je maakt andere afwegingen.”

 

Ik kijk naar Noah. Mijn zoontje zit zoet te spelen met zijn treintjes.

 

Het klopt: als dertiger maak je andere keuzes dan als zestiger. Natuurlijk is kwaliteit van leven belangrijk, maar Noah op zien groeien is belangrijker.

 

 

Ik doe nog mee!


Ik klap mijn laptop dicht. Oké, klaar. Het is wat het is. Ik moet roeien met de riemen die ik heb, ik moet positief blijven, geluk vinden in de kleine dingen. Ik kijk naar buiten. Voor het eerst in dagen is de zon doorgebroken.

 

„Laten we naar de speeltuin gaan,” zeg ik.

 

Een half uur later duw ik de buggy in de richting van De Vondeltuin, in het Vondelpark. Ik heb me uitgedost, want als ik er mooi uitzie voel ik me minder een patiënt.

 

Ik haal een cappuccino en ga op een bankje zitten, met mijn gezicht in de zon – terwijl Noah in de zandbak speelt. Oké, zie je – dit is al beter.

 

Mijn blik kruist die van een knappe vader die met zijn dochtertje in het zand zit te spelen. Ik glimlach, hij lacht terug. Ik sla mijn ogen neer, en dan kijken we elkaar opnieuw aan. Het is een onvervalste flirt, de eerste in meer dan een jaar.

 

„Mama, kóm!” gebiedt Noah.

 

Ik sla mijn koffie achterover en gehoorzaam mijn kleine commandant. Terwijl ik een zandkasteel bouw, wisselen de man en ik sluikse blikken. En hoe onschuldig ook, ik ervaar het als een hoogtepunt: ik doe nog mee! Weg is mijn zwaarmoedigheid.

 

Dan springt Noah zonder waarschuwing op mijn rug. Het is een spelletje dat we vaak spelen. Thuis – als ik géén haarwerk op heb. Maar nu draag ik mijn haarband van eigen haar, waarin ik twee vlechten heb gemaakt – en daar overheen heb ik een doekje geknoopt.

 

Na Noahs sprong ligt mijn zijden sjaaltje in het zand. De haarband hangt om mijn nek en de vlechten bungelen eraan, als een bizarre ketting.

 

„Oeps!” mompel ik.

 

Ik gris het doekje van de grond en haal een hand over mijn schedel met gemillimeterd haar, vol kale plekken.

 

Ik wissel een laatste blik met de man. Hij staart me geschrokken aan. Ik zie hem denken: what the fuck…

 

Ik grinnik, pak Noah bij z’n handje en trek hem mee, terwijl de vlechten vrolijk heen en weer springen. Ogen branden in mijn rug.

 

„Zó. Is dit jouw manier om me duidelijk te maken dat je liever niet hebt dat ik met andere mannen flirt?” vraag ik lachend.

 

Noah kijkt me aan met een serieuze blik. En dan knikt hij, alsof hij précies begrijpt wat ik bedoel.