Deel 55: ’De laatste chemo overslaan? O nee, geen dénken aan!’.
Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw
Columns & Opinie.
EIGEN BEELD.
Voorlopig ben ik veroordeeld tot een leven dat zich afspeelt in bed, tussen de vier muren van mijn slaapkamer. Wat ik exact onder de leden heb, blijft gissen. De antibiotica slaat niet aan en ik heb nog altijd hoge koorts. Dit weet ik wel: levensbedreigend is mijn situatie niet. En mijn tintelende vingers kwamen door hyperventilatie, en niet door chemotherapie. Gelukkig hoef ik niet bang te zijn dat ik het gevoel in mijn handen kwijtraak, zoals sommige medepatiënten.
Dus tel ik mijn zegeningen.
„Je kunt je laatste shot chemotherapie ook overslaan”, zegt Dokter K. dan.
Wát?
De gedachte vind ik angstaanjagend. Geen mens weet exact hoeveel chemokuren nodig zijn om ronddwalende kankercellen te doden. Vrouwen met mijn diagnose krijgen zestien rondes, een getal dat is gebaseerd op onderzoek. Maar elke patiënt is anders. Vast staat dat een deel van ons wordt overbehandeld.
Maar hé, daar teken ik voor. Als ik de pech heb dat de kanker terugkomt, dan wil ik niet dat de tergende gedachte ’had ik maar’ mijn dagen beheerst. Aan míj zal het niet liggen. Dan maar een verlengd ziekbed.
„Natuurlijk Marith – we wachten gewoon rustig tot je aangesterkt bent.”
Een week later
Ik ga voorzichtig rechtop in bed zitten. Voor het eerst in dagen is mijn zicht scherp. En de bonkende koppijn is weg. Ik neem mijn temperatuur op. Achtendertig graden! Oké, nog niet koortsvrij, maar dit is goed nieuws!
Als ik opsta dwarrelen er plukjes chemohaar naar beneden. Ik wrijf over mijn schedel en dan snééuwt het haartjes. Ik vind het wel symbolisch. Mijn donsvacht valt uit. En na mijn laatste chemo zal ik straks bloeien, als een narcis in de lente.
„Goedemorgen! Ik voel me eíndelijk beter”, roep ik enthousiast, als ik de trap afloop.
„Kan je mijn kop even kaalscheren, schat?” vraag ik aan Duncan.
„Well, that’s one thing I thought I would never hear”, zegt mijn geliefde droog.
Ik grinnik.
Terwijl Duncan de tondeuse over mijn schedel haalt en Noah gefascineerd toekijkt, denk ik aan de vorige keer dat ik mijn haar afschoor, aan hoe zwaarbeladen de transformatie tot kankerpatiënt voelde. Ik denk aan Duncans angstige blik en aan mijn tranen. Het lijkt een leven geleden.
Als Duncan klaar is kijken we elkaar aan. Ik druk mijn voorhoofd tegen het zijne.
„Het einde is nu écht in zicht”, fluister ik.
„Ik kan het bijna niet geloven”, zucht Duncan.
Hij kust mijn kale kop. En dan pakt hij zijn telefoon en zet een hardcore nummer op.
„Wil je please even hakken voor ons, nu je nog kaal bent?”, smeekt hij.
Hijgend en puffend voer ik de dansbewegingen uit mijn jeugd uit – terwijl Noah en Duncan het uitschateren.
Bron: www.telegraaf.nl