Deel 50: ’Nog vijf jaar apart slapen, overleven we dat wel als stel?’

09-01-2023 19:18

 

 

Auteur:  MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw

 

 

Columns & opinie.

 
 
 
 
Journalist en auteur Marith Iedema schrijft over liefde, seks en relaties. Het leven lacht haar toe, tot ze te horen krijgt dat ze borstkanker heeft. Voor VROUW doet ze verslag van wat ze meemaakt. Marith woont samen met geliefde Duncan en zoontje Noah (2) in Amsterdam.

 

 
 
 
 
Foto: EIGEN BEELD.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ik ga rechtop zitten en snak naar adem. Mijn hartslag is op hol geslagen. Bloed bonkt in mijn kop: bam, bam, bam, bam. Snel duw ik de dekens van me af. Ze zijn kletsnat, net als het onderlaken. Ik tril alsof ik koorts heb. Maar dat is niet zo.
 
 
„Rustig. Rustig,” maan ik mezelf tot kalmte. Ik heb de fysieke verschijnselen van iemand die wordt opgejaagd door een roofdier. Ik ben in paniek. Maar er dreigt geen gevaar. Of nou ja, geen acuut gevaar.

Even overweeg ik Duncan te roepen. Hij slaapt al een paar weken beneden. Mijn ziekte ruïneert niet alleen ons seksleven. Zelfs een bed delen is de laatste tijd onmogelijk. Dat is pijnlijk. Want juist nu heb ik Duncan nodig, dicht bij me. Tegen hem aanliggen helpt tegen de angst.

 

De hartkloppingen zijn een bijwerking van Lucrin – een medicijn dat me kunstmatig in de overgang brengt. Ik gebruik het al vanaf mijn eerste kuur, maar de klachten worden steeds erger.
 
 
Chemotherapie is een atoombom die niet alleen kankercellen om zeep helpt. Ik kan er ook onvruchtbaar van worden. Door het spuiten van Lucrin heb ik – aan het einde van mijn jarenlange traject – een kans op een tweede kind, zonder ivf. Als ik over vijf jaar nog leef tenminste.

Oké, die geachte helpt niet. Bam, bam, bam – het lijkt alsof er een fucking rave plaatsvindt in mijn borstkas.

 

Ik doe snel het licht aan, sta op, pak de nieuwe deken die al klaarligt en verschoon het onderlaken. Het is logisch dat Duncan liever alleen slaapt. Mijn slapeloosheid, mijn chronische hoest, het nachtzweten en de paniekaanvallen zorgen ervoor dat hij geen oog dichtdoet in mijn bijzijn. En Duncan houdt ons gezin draaiende, hij heeft zijn nachtrust nodig.
 
 
 

Horrornachten:


Ik ga weer in bed liggen en probeer niet te denken aan de komende jaren. Hoe moet dat straks? Nog even, en de chemohel is voorbij. Maar de overgang, die blijft. Nog tenminste vijf jaar moet ik dagelijks pillen slikken om te voorkomen dat mijn lijf hormonen aanmaakt, brandstof voor mijn soort kanker. Nog vijf jaar dít. Nog vijf jaar apart slapen.
 
 
Overleven we dat wel, als stel? Nee, daar gaan we aan kapot – dat kan niet anders.

Ik draaf door. Ik leg mijn handen op mijn buik en probeer mijn hartslag naar beneden te krijgen met ademhalingsoefeningen. En hup daar gaan mijn gedachten weer: jezus, wat een speklaag. Nóg een bijwerking van de medicijnen. Gelukkig kom ik minder snel aan dan in het begin van de Taxolkuur. Ik vecht tegen het hongergevoel en probeer gezond te eten. Maar zelfs mijn baggy broeken zitten inmiddels loeistrak. Als dit zo doorgaat, dan…

 

Genoeg. Stop. Ik moet deze inktzwarte nachtelijke dwanggedachten stoppen. Ik weet maar één manier: Lorazepam. Van mijn oncoloog mag ik om de dag een tablet. Maar ik heb te veel horrornachten. Dus maak ik keer op keer een uitzondering op haar regel. Ik weet dat verslaving op de loer ligt. Om eerlijk te zijn: ik bén al afhankelijk van het kalmeringsmiddel. Maar hé, ik heb grotere problemen momenteel. Straks kick ik cold turkey af, beloof ik mezelf.

 

Ik doe het licht weer aan en rommel in mijn medicijnmand. De pillenstrip die ik vind is leeg. Een moment lang voel ik me koud worden. De pillen zijn op. O, nee, de pillen zijn op.

 

„Shit. Kutzooi!” vloek ik.

 

Dan vind ik tot mijn grote opluchting toch nog een strip Lorazepam. Ik verlang zo naar de rustgevende roes dat ik er meteen twee slik. Dan doe ik snel het licht uit en wacht op de weldadige kalmte en het bijbehorende gevoel dat alles goed zal komen.

 

 

 

Bron: www.telegraaf.nl