Deel 5: ’Zal Noah opgroeien zonder moeder? Dat idee is ondraaglijk’.

01-03-2022 17:05

 

Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw

 

 

Columns & opinie.

 
 
Journalist en auteur Marith Iedema schrijft over liefde, seks en relaties. Het leven lacht haar toe, tot ze een knobbeltje in haar borst ontdekt. Voor VROUW doet ze verslag van wat ze meemaakt. Marith woont samen met haar partner Duncan en zoontje Noah (1 jaar) in Amsterdam.
 
 
 
 
EIGEN BEELD.
 
 
 
 
 
 
Na het slechtste nieuws van mijn leven verlaat ik verdwaasd het ziekenhuis. Het is een flipperkast in mijn hoofd, ik heb een hoge ademhaling en geen enkele heldere gedachte. Al tijdens het consult heeft Duncan via de app onze meest betrokken vrienden en familieleden op de hoogte gesteld, dus mijn telefoon blijft maar trillen in mijn broekzak. Ik wil niet opnemen. Ik wil niks. Of tóch: ik wil mijn kind vasthouden.
 

 

Hartverscheurend:


We pikken Noah op bij de crèche en thuis val ik met hem in mijn armen op de bank. Ik wil hem knuffelen, mijn neus in zijn haren verstoppen. Mijn baby - hoogstwaarschijnlijk de enige die ik zal krijgen - nóóit meer loslaten. Maar Noah reageert op mijn pogingen tot intimiteit alsof ik hem wil waterboarden. Hij worstelt zich los en gaat een toren bouwen. Als het bouwwerk af is kijkt hij me trots aan en klapt enthousiast in zijn handjes.

Ik doe met hem mee, terwijl de tranen over mijn wangen stromen. Ik veeg ze driftig weg: mijn kind mag me niet verdrietig zien. Hij huilt, ik troost. Zó hoort het te zijn. Maar ik kan het niet helpen: als ik naar mijn zoontje kijk voelt het alsof mijn hart doormidden scheurt. Zal Noah opgroeien zonder moeder? Dat idee is ondraaglijk. Noah kijkt me verwonderd aan. Hij houdt zijn hoofdje een beetje schuin, steekt zijn handje uit en raakt mijn natte wang aan. Ik forceer snel een glimlach, haal diep adem. Doe normaal!

 

Een heel raar feestje:


Mijn telefoon blijft overgaan. Ik heb geen zin om mensen te spreken of te zien, maar ik kan er niet onderuit. Ik app mijn vader, broertje en beste vrienden dat het goed is als ze langskomen. De afleiding zal me vast goed doen. Duncan ruimt het huis een beetje op en mijn moeder gaat drank en lekkers kopen voor een heel raar feestje.

 

Een uur later zit de kamer vol. Tranen vloeien rijkelijk. Alleen bij Duncan zie ik weinig emotie. De nachtmerrie waarin we zijn beland lijkt nog niet tot hem doorgedrongen. Ik denk dat mijn geliefde niet kan geloven dat het noodlot wéér toeslaat. Hij heeft zijn portie ellende ruimschoots gehad. Hij had een ongelukkige jeugd. Maar shit wordt nou eenmaal niet eerlijk verdeeld.

 

Het komt goed:


Ik troost mijn familie en vrienden. Het komt goed, don’t worry. Droog je tranen. Ik ben sterk. Mentaal en fysiek. „De kans dat ik dit overleef is groot.” Ik blijf dit zinnetje herhalen, als een mantra. Maar steeds als ik er bíjna in geloof, denk ik aan de mensen die zijn doodgegaan of die een goede afloop wel kunnen schudden. Mijn jeugdvriendin stierf kortgeleden aan maagkanker. En mijn hartsvriendin Luna zit naast me. Haar zus is uitbehandeld. Twee van de belangrijkste mensen in haar leven kregen borstkanker. Allebei begin dertig. Statistisch gezien is dat bijna onmogelijk. Ik pak haar hand, knijp erin.

 

Noah trekt aan mijn broekspijp. Ik til hem op, overlaad zijn gezicht met kusjes. Hij laat zijn hoofd even op mijn borst rusten, slaat zijn mollige armpjes om me heen. En dan kijk ik een moment met nuchtere ogen naar het plaatje van de zieke moeder met haar dreumes. Het wordt me opeens allemaal veel te pathetisch. Ik loop naar de koelkast, trek een nieuwe fles wijn open en zeg: „Zo jongens, en nu even heel wat anders. Wie heeft er nog geneukt?” Gelukkig kan ik als het over seks gaat áltijd op mijn vrienden rekenen.

 

 

 

Bron: www.telegraaf.nl