Deel 39: ’Hoe verleidelijk een pauze van het gif ook klinkt; ik wil het niet’.

18-10-2022 19:48

 

 

Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw

 

 

Columns & opinie.

 
 
Journalist en auteur Marith Iedema schrijft over liefde, seks en relaties. Het leven lacht haar toe, tot ze te horen krijgt dat ze borstkanker heeft. Voor VROUW doet ze verslag van wat ze meemaakt. Marith woont samen met geliefde Duncan en zoontje Noah (2) in Amsterdam.
 
 
 
 
„Ineens verlang ik zo intens naar mijn kind, dat het pijn doet.”
 

EIGEN BEELD

 
 
 
 
 
 
Buiten regent het pijpenstelen. Ik lig op de bank, onder een deken. De laatste keer dat ik buiten ben geweest, was met het ritje naar de spoedeisende hulp – nu een week geleden. Ik gebruik zware antibiotica, waardoor de hoge koorts inmiddels is gezakt. Maar de medicatie bracht ook de genadeklap toe aan mijn immuunsysteem. Ik heb infecties op plekken waar je uhm… liever infectievrij bent. Gevolg: het laatste restje levenslust is uit me weggevloeid.
 
 
 

Gifpauze?


Over een paar dagen moet ik enigszins opgekrabbeld zijn. Want met bloedwaarden zo slecht als de mijne, kan ik chemotherapie op mijn buik schrijven. En hoe verleidelijk een pauze van het gif ook klinkt; ik wil het niet. Ik wil geen vertraging oplopen. Ik wil mijn leven terug.

Ik open mijn telefoon, scroll door Instagram. Vriendin A. staat op een festival, armen in de lucht. Vriend L. ligt op het strand van Thailand. Kennis W. heeft net een baby gekregen. Een schattig meisje met blonde haartjes en dikke lippen. Ik staar naar het beeld en ben jaloers. Als het leven anders was gelopen, was ik op dit moment misschien wel weer zwanger. Nu is de kans klein dat Noah ooit een broertje of zusje krijgt.

 

Ik denk aan mijn eigen broertje: ik kan me geen leven voorstellen zonder hem. Als ik de kanker overleef zullen wij straks sámen voor mijn ouders zorgen. Net zoals we een leven lang alles samen hebben gedaan: toneelstukjes opvoeren, vakantie vieren, boeken lezen, films kijken, verjaardagcadeaus bedenken. Dat zou ik Noah ook zó gunnen.

 

Met een verdrietig gevoel denk ik aan mijn kleine mannetje. Ik heb Noah al een week niet gezien. Zeven héle dagen. En ook voor die tijd zag ik mijn kind maar af en toe een uurtje. Ineens verlang ik zo intens naar hem, dat het pijn doet.

 

Ik bel mijn moeder.

 

„Mam, kan je langskomen met Noah, alsjeblieft?” Mijn stem klinkt schor.

 

„Hmm, weet je het zeker, lieverd? Hij is een beetje dwars vandaag – en jij bent doodziek.”

 

Ik wuif haar bezwaren weg. Ik moet en zal mijn kind zien.

 

 

Het weerzien:


De bel gaat. Ik doe de deur open. In het trapportaal klinkt gegil. Mijn moeder sust lieve woorden. Even later verschijnt Noah bovenaan de trap.

 

„Hallo schat, ik heb je gemist”, zeg ik. En ik strek mijn armen naar hem uit.

 

Noah loopt me straal voorbij. Hmm. Oké. Dit is niet helemaal hoe ik me het weerzien voorstelde.

 

„Krijgt mama misschien een kusje?” probeert mijn moeder.

 

Noah reageert alsof zijn oma zojuist voorstelde zijn rechterbeen te amputeren.

 

„Neeeeeeeeeheeeeee”, roept hij.

 

Duizelig van het staan zak ik neer op de bank. Noah gaat aan de andere kant van de kamer zitten mokken. Ik probeer hem om te kopen met eten. Dat werkt meestal.

 

„Wil je een appeltje lieverd?” vraag ik.

 

Hij negeert me.

 

Ik sta op. Pak een stuk fruit, houd het voor zijn gezicht.

 

„Wil je dit?”

 

Hij knikt, nauwelijks merkbaar.

 

Even later overhandig ik hem een bakje met partjes appel. Hij pakt het aan, kijkt ernaar, en flikkert het dan op de grond. Er volgt een woede-uitbarsting.

 

 

Hoogtepunt van mijn dag:


„Oh ja, je mag zijn appel niet meer in stukjes snijden sinds kort”, verklaart mijn moeder zuchtend. Ze tilt Noah op – maar hij laat zich niet zomaar troosten. Het onrecht wat hem net is aangedaan is té groot.

 

Ik zet een andere troef in: ik pak zijn brandweerwagen en ambulance uit zijn slaapkamer. Noah heeft zijn favoriete speelgoed vast gemist. Het werkt.

 

 Enthousiast drukt hij op alle knoppen. Hysterische sirenes gaan af. Ik kreun. Holy shit.

 

Hij rijdt met de auto’s over onze koffietafel van marmer. Het piepende geluid van plastic op natuursteen is de hél. „Jaaaaaaaa! Tatuuuuuuu’s botsen, mooi!” gilt Noah. Bam, bam, bam. Ik vind het minder mooi en grijp naar mijn hoofd. Mijn moeder kijkt bezorgd.

 

„Zal ik maar gaan?” vraagt ze na een paar minuten. Ik kan niet anders dan knikken. Noahs bezoek heeft me uitgeput. „We gaan naar de speeltuin. Mag mama nu wel een knuffel?”

 

Noah kijkt me weifelend aan, dan rent hij op me af en slaat zijn armpjes om me heen. Ik krijg een natte zoen – het absolute hoogtepunt van mijn dag.

 

„Daaag mama.”

 

Direct nadat ze weg zijn val ik in een diepe slaap. Ik kan nog net denken: maar één kind, nou – er zijn ergere dingen.

 

 

 

Bron: www.telegraaf.nl