Deel 29: ’Duncan vindt het misschien nog wel erger dan ik dat ik mijn haar verlies’.
Auteur: MARITH IEDEMA - Telegraaf.nl/vrouw
Columns & Opinie.
Over een half uur komt Duncan thuis. De chemokater was ook zwaar voor hem. Hij zorgde samen met mijn ouders voor Noah. En in zijn eentje voor mij. Met lede ogen zag hij aan hoe diep het dal was waar ik doorheen kroop.
Kom op:
Ik pak een zwart lingeriesetje uit een la en leg het klaar op ons bed. Dan loop ik naar de douche. Ik ruik vies. De afvalstoffen van de cytostatica verlaten je lichaam via zweet en ander lichaamsvocht. Het is een medicinale, weeïge lucht geur waar ik van gríezel. En die ik vanavond niet kan gebruiken.
Ik was mijn haren. Dat is vanaf morgen niet meer nodig. Morgen knipt mijn hartsvriendin mijn lange lokken af. Ik laat een pruik maken van mijn eigen haar. Mijn haren moet ik ’oogsten’ nu de kwaliteit nog goed is.
Met een knoop in mijn maag voer ik mijn vaste haarverzorgingsritueel uit. Ik kam, föhn en smeer, voorlopig voor de laatste keer. Ik moet natuurlijk niet zo sentimenteel doen. Het is maar haar. Het groeit weer aan! Maar rationaliseren werkt niet. Ik zie er als een berg tegenop. Mijn lange haar hóórt bij mij.
Een laag make-up later zou je niet zeggen dat ik ziek ben. In de slaapkamer trek ik het lingeriesetje aan, met daarover een sexy jurkje. In die outfit kook ik onze lievelingspasta, met véél meer room dan normaal.
Ik heb me opgedirkt omdat vanavond - als het aan mij ligt - de liefde bedreven zal worden. In mijn werk draag ik onophoudelijk de boodschap uit dat je altijd moet blijven investeren in je seksleven, omdat dat van groot belang is voor je relatie. Ik heb er boeken over geschreven. Het is geen peanuts om mijn eigen theorie op dit moment in praktijk te brengen. Maar ik snak naar contact met mijn geliefde en ik weet hoe de intimiteit van een goede vrijpartij ons gevoel van verbondenheid versterkt. Ook als ik van tevoren denk: „jezus, laat me met rust” ben ik na afloop altijd gelukkiger. We moeten koste wat kost voorkomen dat onze relatie zich beperkt tot die van patiënt-mantelzorger. De komende maanden zal elke kuur me verder verzwakken. En vanavond heb ik nog haar. Dus kom op!
Afscheid:
„Morgen hè…” zegt Duncan, als hij uitgegeten is. Ik knik.
We kijken elkaar gepijnigd aan. Duncan valt op lang haar. Hij vindt het misschien nog wel erger dan ik dat ik het verlies.
„Laten we er niet aan denken”, zeg ik.
Ik trek Duncan naar me toe. We zoenen, langzaam. Hij slaat zijn armen stevig om me heen. Dan stopt hij abrupt. „Kan je dit eigenlijk wel aan?” vraagt hij.
Nog maar kort geleden was ik het zieligste hoopje mens dat hij óóit zag. En nu dit. Het is even schakelen.
„Ja. Of wil jij niet?” vraag ik, opeens onzeker.
Ik zou het begrijpen. Zo’n wegkwijnende vriendin is natuurlijk allesbehalve aantrekkelijk.
Bij wijze van antwoord kust Duncan mijn voorhoofd, mijn kruin, mijn haren. Hij strijkt over mijn lange lokken, steeds opnieuw.
Het voelt als afscheid nemen van deze versie van mij.
Maar het is een waardig afscheid. En een ding is zeker: ik kom terug.
Bron: www.telegraaf.nl