Deel 18: ’Van kanker naar seks, dat is even schakelen’.
Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw
Columns & opinie.
Gelukshormoon:
De bel gaat. Een jonge presentator komt binnen gestuiterd. Hij kent me uit mijn publicaties als een vrouw die naar een spannend seksleven streeft en weet gelukkig niet dat ik kanker heb. Hij valt met draaiende camera met de deur in huis.
,,Zoooo Marith, nog geneukt?”
De waarheid (,,hm nee, ik lig de laatste tijd vooral diepongelukkig in bed”) zou nogal een domper zijn. Dus forceer ik een grote lach en verplaats me in de vrouw van vóór de kanker. Het was flink aanpoten na de geboorte van onze zoon. Maar uitgeput of niet, Duncan en ik bleven ons best doen er iets van te maken. Een tijd lang moest de zin uit mijn ténen komen. Maar langzaam hervonden we onze balans. Het vlamde weer tussen de lakens, tot de kanker roet in het eten gooide.
Terwijl ik koffie zet voor de crew denk ik aan mijn seksleven. Wanneer deden Duncan en ik het eigenlijk voor het laatst? Ik graaf tevergeefs in mijn geheugen.
Prioriteitenlijst:
Ik geloof dat seks thuishoort op de prioriteitenlijst. Ook in moeilijke tijden. Want juíst dan kan je het effect van lekkere seks op je relatie zeer goed gebruiken: intimiteit, mildheid, een goed gevoel over elkaar.
Seks is hét middel om alledaagse irritaties mee te bestrijden. Het maakt je gelukkiger, meer ontspannen en je wordt minder lichtgeraakt. Je slaapt beter en maakt het ‘gelukshormoon’ endorfine aan. En mijn gód, daar kan ik wel wat van gebruiken op dit moment. Ik vond zwanger zijn en het eerste babyjaar al een grote uitdaging voor mijn seksleven. Nu lách ik daar om.
Geen kanker:
Ik kan me niet voorstellen dat ik me in bed ooit weer kan laten gaan als vanouds. Ik ben het vertrouwen in mijn lijf kwijt. Ik schaam me voor mijn borst. En wat ook niet meehelpt: de komende zes jaar slik ik medicatie waardoor ik in de overgang kom. Opvliegers en een vagina zo droog als een woestijnlandschap – dát staat me te wachten. Allemaal totaal niet lustverhogend.
Dan spreek ik mezelf bestraffend toe: vandaag ging ik niet aan kanker en de gevolgen van mijn ziekte denken.
,,Hé Marith, wat ik me dus altijd al afvraag…” Ik draai me om. De camera draait en ik kijk de reporter afwachtend aan.
,,Nou?”
,,Hoe ziet je kút er nu uit?”
Ik kijk hem aan, mijn wenkbrauwen opgetrokken.
,,Je weet wel, na al dat babygeweld.” Hij trekt er een vies gezicht bij.
Zijn onbeschaamde aanpak maakt me zowaar aan het lachen. En ineens is de kanker - tenminste een uur lang - ver weg. Dat moet ik de reporter nageven.
Bron: www.telegraaf.nl