Deel: 137 ’Ik denk aan het feest dat er niet zal komen. En dan huil ik, zonder geluid’.
Auteur: Marith Iedema - telegraaf.nl/vrouw
Column.
Kankercellen kunnen jarenlang in een soort slaapstand verkeren. Ze kunnen elk moment wakker worden.’
Wachtruimte:
„Wie wil je allemaal uitnodigen?” vraagt Duncan.
Ik noem de namen van alle dierbaren die me de afgelopen jaren hebben gesteund, met grote en kleine gebaren.
We zetten onze fietsen vast, pakken elkaars hand en huppelen nog net niet naar de draaideur van het ziekenhuis. Over zo’n anderhalf uur zitten we aan de wijn in ons favoriete restaurant.
Dokter K. loopt de wachtruimte in. Ze noemt mijn naam. Ik spring op, Duncan volgt mijn voorbeeld. Nog voor onze billen de stoelen raken heeft Duncan al gevraagd: „En, niks te zien?”
Dokter K. glimlacht. All good.
Als we zijn uitgejuicht richt ik me tot mijn oncoloog.
„Dit is héél goed nieuws hè?”
Ze knikt enthousiast.
’Duncan ziet eruit zoals ik me voel. Bleek en ontredderd. Alsof de grond onder hem is weggeslagen.’
„Ben ik nu voor een groot deel uit de gevarenzone?”
Dokter K. kijkt me niet-begrijpend aan.
Ik ga verder: „Ik weet dat ik natuurlijk pas na vijf jaar écht officieel vrij ben van gevaar. Maar dat de kanker na twee jaar niet terug is, met een variant zo agressief als de mijne, dat zegt wat, tóch?”
Het gezicht van Dokter K. betrekt.
„Eh…. Je bent niet uit de gevarenzone na vijf jaar,” zegt ze dan langzaam.
Het voelt alsof het bloed bevriest in mijn aderen.
„Hoe bedoelt u?”
„Ik denk dat je me eerder verkeerd hebt begrepen. Na vijf jaar mag je stoppen met antihormoonmedicatie. Maar alleen omdat doorgaan de kans op overleven niet vergroot – dat blijkt uit onderzoek. Maar de kans op terugkeer van hormoongevoelige borstkanker, die blijft even groot, voor altijd.”
Donderslag:
Het is alsof dondergod Thor me een dreun geeft met zijn hamer.
„Kijk maar,” zegt dokter K. en ze tovert tabellen en grafieken tevoorschijn op haar computerscherm. De cijfers en lijnen die mijn overlevingskansen weergeven dansen voor mijn ogen. Het ziet er niet goed uit.
„Hoe kán dat?” vraagt Duncan geëmotioneerd, als Dokter K. klaar is met haar uitleg - de uitleg waaruit blijkt dat er géén licht is aan het eind van de tunnel.
„Kankercellen kunnen jarenlang in een soort slaapstand verkeren. Ze kunnen elk moment wakker worden. Gister nog moest ik een patiënt – met betere perspectieven dan jij – vertellen dat ze niet lang meer te leven heeft. Negen jaar was ze kankervrij. Ze rende een paar marathons per jaar. De afgelopen maanden voelde ze zich niet helemaal fit.”
Ik word doodsbang van dit verhaal. Weg is mijn optimisme. De rest van mijn leven scans en angst. Niks geen zwarte bladzijde. Mijn toekomst wordt overschaduwd door kanker. Het wordt nooit meer normaal.
Opvrolijken:
Dokter K. probeert ons op te vrolijken. „Hé, kop op. Je hebt nog steeds een goede uitslag gekregen hè. Dat is goed nieuws, Marith!”
Ja. Maar zo voelt het niet. Het voelt alsof ik zojuist levenslang heb gekregen.
„Kom, ik moet je nog even onderzoeken,” zegt Dokter K. dan.
Ik trek mijn T-shirt uit, neem plaats op de behandeltafel. Handen glijden over mijn lijf, op zoek naar knobbels, naar afwijkingen. De kanker kan ook terugkomen op andere plekken dan mijn borsten.
Duncan ziet eruit zoals ik me voel. Bleek en ontredderd. Alsof de grond onder hem is weggeslagen. Ik denk aan het feest. Het feest dat er niet zal komen. En dan huil ik, zonder geluid.
Bron: www.telegraaf.nl