Deel 135: ’Het is eenzaam om je diepste verlangens altijd geheim te moeten houden’.
Auteur: Marith Iedema - telegraaf.nl/vrouw
Column.
’Weet je wat wij zouden willen?’ vraagt de man op samenzweerderige toon. Hij geeft het voorzetje, zijn vrouw trapt de bal in het doel: ’Op date, met jou en Duncan.’
Hondenmasker:
Op mijn zeventiende kwam ik hier voor het eerst. Ik keek mijn ogen uit en viel als een blok voor deze schaduwwereld. Ik ben zelf geen fetisjist, maar ik was wel enorm nieuwsgierig. Het intrigeerde me. Waarom kruipt een volwassen man met een hondenmasker al blaffend door de zaal? Waarom is pijn voor zoveel mensen een bron van plezier?
In het begin van mijn carrière als seksjournalist interviewde ik tientallen fetisjisten. CEO’s van multinationals, huismoeders, postbodes en studenten. Meestal leidden ze een dubbelleven, want we zijn normatief als het seks betreft. Zo hoort het, en niet anders.
Het leverde bijzondere verhalen op, verdrietige ook. Want het is eenzaam om je een vreemde eend in de bijt te voelen. Om je diepste verlangens altijd maar geheim te moeten houden, vaak zelfs voor je geliefde. Hoe heerlijk is het dan dat je op Wasteland een keer jezelf mag zijn.
Duncan loopt naar me toe.
„Het is mooi geweest lieverd,” zegt hij.
Hij heeft gelijk. Het is bijna halfeen ’s nachts. De tijd is voorbijgevlogen.
Ik signeer een laatste boek en ga een laatste keer op de foto.
„Yessss schat, nu gaan we dansen en naar de shows kijken!” roept vriendin R. uitgelaten.
Doodmoe:
Het échte feest is bij de mainstage. Daar vinden voorstellingen plaats waar je mond van open valt. We banen ons in een sliert een weg door het publiek, Duncan voorop. We stoppen links voor de dj. Ik leun tegen de muur, even op adem komen. Ik voel nu pas hoe dóódmoe ik ben.
Op het podium wordt een groot zeil neergelegd. Ik grijns. Dat belooft wat.
Mijn vrienden schuiven naar de eerste rij en Duncan gaat drank halen. Ik ga even op een bankje zitten. Mijn voeten doen pijn. Het pakje dat ik draag knelt.
„Hé Marith!”
Ik word herkend door een stel. Ze komen naast me zitten en vragen of ze nog een gesigneerd boek kunnen kopen.
Ik vertel ze dat ze net te laat zijn.
„Weet je wat wij zouden willen?” vraagt de man dan op samenzweerderige toon.
Hij geeft het voorzetje, zijn vrouw trapt de bal in het doel: „Op date, met jou en Duncan.”
Ze zijn niet ons type, maar dankzij kanker kan ik vriendelijk bedanken, zónder ze te hoeven kwetsen.
„Nou, wij doen het rustig aan… Sinds eh… Nou ja, je weet wel.”
Ze kijken vragend. Ze hebben géén idee.
Ga ik het uitleggen? Ze zijn helemaal in de stemming voor een spannende avond. Een verhaal over kanker is nogal een moodkiller. Dat kan ik ze niet aandoen.
Ik begin wat te stamelen.
Gesjanst en gedanst
Ah, gelukkig, daar is Duncan.
„Hé Duncan!”
De man springt op.
„Ik zei net: we willen graag met jullie…”
„Eh sorry man,” onderbreekt Duncan hem snel. Hij weet na alle jaren in deze scene wat er komen gaat. „Deze drankjes moeten naar onze vrienden. Kom je schat?”
Opgelucht volg ik hem.
Het publiek gaat uit zijn dak: er wordt gedanst, gesjanst, confettikanonnen gaan af. Ik nip van mijn gin-tonic. Hij smaakt me niet. Vriendin F. ziet dat ik kapot ben.
„Ga lekker naar huis schat.”
Mijn andere vrienden vallen haar bij. Thank god.
Even later zitten Duncan en ik in de snackbar. Spannender dan een patatje oorlog wordt het vanavond niet. En dat is bevredigend genoeg.
Bron: www.telegraaf.nl