Deel: 124: ’Wat als ze er niet achter komen waar ik allergisch voor ben?’
Auteur: Marith Iedema - .telegraaf.nl/vrouw
Column.
’We vieren ons negenjarig jubileum wel zodra hij zich weer beter voelt.’
„Ah shít”, zeg ik als Duncans gezwollen hoofd tevoorschijn komt.
We gaan zijn gangen na. Hij heeft niks geks gedaan, gegeten of gedronken. Niets anders dan anders. Niets anders dan de dag ervoor, toen hij er wél normaal uitzag. Toen hij niet benauwd was.
„Waar de fúck ben ik allergisch voor?!” roept Duncan wanhopig. Hij is het meer dan zat. De aanval duurt al drie weken. Soms gaat het een tijdje goed en dan weer helemaal mis. De dokters tasten tot nu toe in het duister. Volgende week heeft hij weer een nieuwe allergietest.
„Zal ik ons etentje voor vanavond maar afzeggen?” Duncan knikt. We vieren ons negenjarig jubileum wel zodra hij zich weer beter voelt. Hopelijk snel, want over een paar dagen gaan we samen op vakantie.
„Gefeliciteerd trouwens lieverd.” Ik kus hem voorzichtig op zijn wang.
Kleine momenten:
Die avond liggen we samen op de bank. Noah slaapt. We kijken B&B Vol Liefde, net als de rest van Nederland. Duncan maakt een opmerking waar ik hard om moet lachen. Ik kijk het liefst dit soort ongemakkelijke tv-programma’s met hém.
Duncan is mijn geliefde, maar ook mijn beste vriend. We delen een zakje snoep. Ik krijg de rode winegums. Duncan weet dat ik die het lekkerst vind. Ik besef maar weer eens: uiteindelijk zijn het dit soort kleine momenten samen, die de grootste impact hebben, die een relatie tot een succes maken.
Ik kijk naar Duncan. Hij ziet er ontzettend zielig uit. Ik kruip dicht tegen hem aan.
„Jezus wat vliegt de tijd. We zijn gewoon bijna een decennium samen…” zucht ik.
Ik denk aan onze spetterende begintijd, vol chique etentjes en verre reizen, vol glamour, feestjes, avontuur en spannende seks. Toen raakte ik zwanger en niet lang na de geboorte van Noah werd ik ziek. Ons leven veranderde compléét. Maar onze liefde niet.
„Ja, bijna tien jaar. Niet te geloven. En we hebben genoeg doorstaan voor een heel leven vind ik…” grinnikt Duncan.
Overlevingsmodus:
We staan er nog: hij en ik. En dat is best bijzonder. Je zal mij niet horen zeggen dat mijn ziekte ons sterker maakte. Onze relatie heeft geschud op zijn grondvesten. Maar we weten wel wat we aan elkaar hebben. Die belofte van ’in voor- en tegenspoed’ klinkt prachtig, maar de realiteit is dat veel relaties de tegenslagen níet doorstaan. We zijn er natuurlijk nog niet, maar wij blijken goed in staat ons te bewegen tussen geluk en verdriet.
Het afgelopen jaar kwamen we enigszins uit de overlevingsmodus. Er was ruimte voor herstel en voor Dúncans gevoel. Het bleef pittig. Twee keer ontdekte ik een nieuwe knobbel. Twee keer vals alarm, maar de paniek drukte Duncan met zijn neus op de feiten: kanker kan terugkomen. Een gedachte die hij lange tijd succesvol had weggeduwd. Zijn jeugdtrauma stak de kop op. Hij ging in therapie. Dat helpt.
Angst voert niet langer de boventoon, maar steekt wel zo nu en dan de kop op – bij ons allebei. En hoe naar dat ook is, het zorgt er ook voor dat wij weten hoe waardevol het leven is, zélfs als de omstandigheden niet ideaal zijn, zoals nu. Duncan neemt mij nooit voor lief. Hij beseft elke dag hoe belangrijk ik voor hem ben. En dat is fijn, die liefde. Die enorme toewijding. Die zou ik elke ex-kankerpatiënt gunnen. Dat er zo intens van je gehouden wordt, ook als je bepaald niet de leukste versie van jezelf bent.
Duncan staat op en bekijkt zichzelf met afgrijzen in de spiegel.
„Wat als ze er niet achter komen waar ik allergisch voor ben?” vraagt hij bezorgd.
„Dit gaat echt wel over”, stel ik hem gerust.
„En anders vinden we ook wel weer een manier om gelukkig te zijn.”
Bron: www.telegraaf.nl