Deel 119: ’Ik wil een sterke moeder zijn, maar ben het niet’.
Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw
Column.
EIGEN BEELD.
Ik ben jaloers op zijn energie. Zelf voel ik me alsof ik te diep in het glaasje heb gekeken, ik leef met een eeuwigdurende kater.
Noah zet de sirene van zijn politieauto aan en laat hem botsen op een brandweerwagen. Bam. En nog een keer, harder: bám. Het geluid gaat door merg en been.
„Zachtjes schat,” smeek ik.
Maar Noah hoort me niet. Hij zit in zijn spel.
Duncan loopt naar hem toe.
„Mama heeft hoofdpijn, weet je nog? Speel maar even met de brandweerkazerne in je kamer.”
Dan is het tijd om Noahs tanden te poetsen, zijn jas en schoenen aan te trekken.
Na heel wat gesoebat zitten we eindelijk op de fiets. Gelukkig is het maar een klein eindje.
Schuldgevoel:
Gillende kinderen op het schoolplein. Een moeder vertelt iets over het uitje naar Artis, zij was mee. Noah was aan het eind moe en ging steeds op de grond liggen. Desondanks vond ze het superleuk met hem. Ik bedank haar uitgebreid.
Een uitje naar Artis met dertig kinderen. Fuck man. Ik zou mijn hand nog liever in een draaiende blender stoppen.
Ik neem afscheid van Noah. Hij knuffelt me uitgebreid. Zijn pasgewassen haren ruiken zoet.
Van niemand hou ik meer dan van hem. Toch ben ik dankbaar dat ik hem niet de hele dag om me heen heb. Ik kan zijn drukte eigenlijk niet verdragen.
Shit, dacht ik dat echt? Met een schuldgevoel fiets ik terug naar huis, waar mijn werkdag begint.
Kennismakingsgesprek:
Het is drie uur. De school is al uit, Noah is opgehaald door oma. Duncan en ik hebben een kennismakingsgesprek met de juf, dat was er nog niet van gekomen.
Duncan neemt kreunend plaatst op de kleuterstoel. Het hout kraakt onder zijn gewicht.
Het ziet er grappig uit. Een reus met rugpijn. Ik grinnik.
De juf vertelt wat er goed gaat, wat haar opvalt, wat er beter kan.
Ik bewonder Noahs juf. Deze baan lijkt me loodzwaar. Maar zij doet het makkelijk lijken. Ze is scherp, vol energie, ze is warm en ze straalt natuurlijk overwicht uit. Noah is dol op haar.
„Zijn er nog bijzonderheden? Is er iets wat ik moet weten?” vraagt ze.
Duncan kijkt mij aan van opzij.
„Eh…” zeg ik.
Moet ik haar vertellen over mijn kanker?
Nee, besluit ik dan. Het draait niet om mij maar om Noah. Hij krijgt heus wel iets mee van mijn ziekte en herstel. Maar overall heeft hij een lekker, zorgeloos leven. Daar doen wij alles aan. En gelukkig hebben we mijn ouders, onze rotsen in de branding. Zij pakken veel op.
Dus zeg ik dat er geen bijzonderheden zijn.
„Wat voor werk doen jullie?”
Duncan vertelt eerst.
Dan ben ik aan de beurt.
„Ah, dus jij werkt thuis?”
Ik knik.
„Mooi zo. Dan kan je hopelijk af en toe inspringen!” zegt ze enthousiast.
Paniek.
„We snakken naar ouders die kunnen helpen. Dan is het fijn dat je in de buurt woont en lekker flexibel bent.”
Ze begint wat activiteiten op te noemen. Alleen bij de beschrijvingen krijg ik het al Spaans benauwd. Zeg iets, maakt Duncan me duidelijk met zijn ogen.
„Nou…” begin ik.
Ineens zit er een brok in mijn keel. Ik ga verzitten op het mini-stoeltje. Schraap mijn keel. Ik wíl niet huilen. Maar het gebeurt toch.
Ik vertel over de tumor, over het lange behandeltraject. Ik vertel dat ik nog jaren zware medicatie krijg.
De juf reageert geschrokken, lief en begripvol.
Duncan pakt mijn hand terwijl hij me met opgetrokken wenkbrauwen aankijkt.
Zo ziet hij me niet vaak. Ik vertel dit verhaal aan de lopende band. Maar nooit geëmotioneerd. Vaak lijkt het alsof het niet over mij gaat.
Maar vandaag wel. Vandaag gaat het over míj: over de sterke moeder die ik wil zijn, maar niet ben.
Bron: www.telegraaf.nl