Deel 113: ’De deur naar ‘het kamertje’ gaat open, de poort naar de hel’.
Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw
Column.
EIGEN BEELD.
Clubje pechvogels:
Tik… tak… Ik volg de seconden op de klok tegenover ons. De tijd kruipt. Dit wachten, het is een marteling. Ik denk aan de eerste keer dat ik in deze wachtruimte van het Imaging Center zat. Alleen. Want de mammografie die op de agenda stond was ‘puur voor de zekerheid’.
Ik maakte me geen zorgen. Na het röntgenonderzoek moest ik meekomen naar een kamertje achter de ruimte waarin ik me bevond. Daar kreeg ik een biopt en merkte ik: dit is foute boel. En was ik voor de eerste keer in mijn leven écht bang.
Oh god, laat me straks niet mee hoeven naar dat verdomde kamertje.
Niet in paniek raken, spreek ik mezelf bestraffend toe. Maar ik kan het niet tegenhouden. Als je al deel uitmaakt van het clubje pechvogels met borstkanker, dan gaan de alarmbellen oorverdovend af bij zo’n nieuwe knikker, dan is positief blijven een onmogelijke opgave.
Lood in de schoenen:
Duncan kijkt zoals ik me voel. Alle kleur is uit zijn gezicht getrokken.
„Mevrouw Iedema?”
Je zou denken dat deze spanning went. Hoe vaak liep ik eerder met het lood in de schoenen naar een verpleegkundige toe? Hoe vaak dacht ik: over een paar minuten weet ik of ik doodga of voorlopig blijf leven? Ik ben de tel inmiddels kwijt.
Duncan mag mee naar binnen. Hij moet een roze beschermpak aan tegen de straling. Daar gaan we. Mijn linkerborst wordt platgedrukt. Duncan kijkt vol afgrijzen toe hoe machine mijn borst verandert in een pannenkoek.
„We gaan de beelden even bekijken.”
Tik… tak…
Nog een echo:
Duncan en ik staan hand in hand naast elkaar, in het midden van de ruimte, met ingehouden adem. De vorige keer, bij mijn laatste mammografie, mocht ik meteen gaan nadat de beelden beoordeeld waren. Er was niks te zien, er was geen vervolgonderzoek nodig. Please, please, please, laat dat ook nu het geval zijn.
De deur naar ‘het kamertje’ gaat open, de poort naar de hel.
„Zou je hierheen willen komen? We willen nog een echo doen.”
Nee. Nee. Nee.
„Ook een biopt?” vraag ik, mijn stem klinkt vreemd hoog.
„Eerst een echo.”
Ik ga liggen. Gelukkig ben ik deze keer niet alleen, Duncan is bij me.
Na de echo blijven we alleen achter in het kamertje. De beelden worden bekeken in een andere ruimte. Het duurt lang. Eindeloos.
Ik trek het niet meer en huil schokkerig, mijn handen trillen. Duncan slaat zijn armen om me heen en begint ook te huilen.
„Hoe lang dúúrt dit nog?” Duncan staat op, hij loopt heen en weer als een gekooid dier.
„Duurde het de vorige keer ook zo lang?!”
„Ja...”
Of voelde het alleen maar zo lang? Ik weet het niet.
Verbijsterd:
Dan komt mijn arts binnen, in haar kielzog twee verpleegkundigen en een coassistent.
Ik zet me schrap.
„Het is een cyste,” zegt ze.
Verbijsterd kijk ik haar aan.
„Echt?”
Een cyste, in die borst, de borst met kanker? Dat geloof je toch niet?
„Echt.”
Tijd voor feest:
Duncan juicht alsof het Nederlands elftal het winnende doelpunt heeft gemaakt in de finale van het WK. Hij trekt me van de tafel, tilt me op. Alle aanwezigen lachen opgelucht. We krijgen schouderklopjes.
Ik laat me omhelzen door Duncan terwijl ik blijf huilen. Weer een goede scan. Nummer drie. Niet elke knobbel betekent kanker. Komt die boodschap nu ook écht binnen? Zal ik me de volgende keer minder zorgen maken?
Niet aan denken, we zien wel. Duncan pakt mijn hand. Hij trekt me mee, weg hier.
„Het is tijd voor een feestje,” roept hij uitgelaten.
En zo is dat.
Bron: www.telegraaf.nl