Deel 112: ‘Ik wil niet dat andere mensen me zo zien en been weg met grote stappen’.

21-05-2024 17:18

 

 

Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw

 

 

Column.

 
 
Journalist en auteur Marith Iedema schrijft over liefde, seks en relaties. Het leven lacht haar toe, tot ze te horen krijgt dat ze borstkanker heeft. Voor VROUW doet ze verslag van wat ze meemaakt. Marith woont samen met haar geliefde Duncan en zoontje Noah (4) in Amsterdam.

 

 

„Hij zit heel alleen op zijn stoeltje te wachten, terwijl zijn klasgenootjes met elkaar kletsen. Dan zegt hij ook wat. Maar niemand luistert.”

„Hij zit heel alleen op zijn stoeltje te wachten, terwijl zijn klasgenootjes met elkaar kletsen. Dan zegt hij ook wat. Maar niemand luistert.”

 EIGEN BEELD.

 
 
 
 
 
 
 
 
,,Godver de tyf…” Duncan slikt het scheldwoord in en hangt gefrustreerd de telefoon op. Ik knik gelaten. Duncan kwam zojuist tot de conclusie die ik al eerder trok: een mammografie regelen in een privékliniek, op zeer korte termijn, is zo makkelijk nog niet. Of zeg maar gerust: onmogelijk.
 
 
,,Ik bel straks nog een keer het ziekenhuis. Misschien is er inmiddels iemand uitgevallen.”
 
 

Slaaptekort:

Over twaalf dagen staat scan drie op de agenda. Maar nu ik een nieuwe knobbel in mijn linkerborst heb, dezelfde borst waar eerder kanker in ontstond, kan ik niet zo lang wachten.

 

Duncan is zo gespannen als een veer en ik voel me rillerig van het slaaptekort, van de zorgen. Het liefst zou ik in foetushouding in bed gaan liggen. Maar Noah gaat vandaag voor het eerst naar school en dat moment wil ik niet missen, voor geen goud.

 

Ik doe nog één keer voor hoe Noah zijn drinkfles en zijn broodtrommel moet openen en sluiten. Op school moet hij straks alles zelf doen. En dat is goed. Hij is er klaar voor, hij is toe aan een volgende stap. De laatste maanden leek hij in gezelschap van de peuters op de crèche wel een reus.

 

Noah doet zijn rugzak om - hij straalt van trots - en dan vertrekken we met zijn drieën naar de fantastische school die we voor hem uitzochten.

 

 

Misselijk van angst:

Op de fiets laat ik een emotioneel betoog achter op het antwoordapparaat van mijn oncoloog. Ik weet dat er geen plaats is, vol is vol. Maar ik moet wat doen. Ik wil dat mijn oncoloog weet hoe ik me voel. Dat ik misselijk ben van angst. Dat ik niet kan eten, slapen, of werken. Als ik mijn verhaal opnieuw heb gedaan focus ik me op Noah. Hij kletst ons de oren van het hoofd, hij heeft er zin in.

 

Hand in hand wandelen we naar het klaslokaal. Ik bekijk Noah van opzij – mijn eerste en laatste kind. Het is gek hoe je tijd beleeft als je een baby krijgt. Er leek vaak geen einde te komen aan de uren, de dagen, de weken. En nu sta ik hier ineens op het schoolplein; de tijd lijkt voorbij gevlogen.

 

We nemen afscheid. Noah zwaait ons dapper uit. Vanaf het schoolplein turen we nog even door het raam naar binnen. Zo groot als Noah op de crèche leek, zo klein lijkt hij nu. Hij zit heel alleen op zijn stoeltje te wachten, terwijl zijn klasgenootjes met elkaar kletsen. Dan zegt hij ook wat. Maar niemand luistert. Hij kijkt over zijn schouder naar de deur. Zoekt hij ons? Shit. Ik slik een brok in mijn keel weg. Ik wil naar binnen, mijn kind ophalen, hem mee naar huis nemen, hem beschermen.

 

 

Cocktail van emoties:

Duncan pakt mijn hand. Hij vindt het ook moeilijk. Duncan hield een trauma over aan zijn basisschooltijd, en hij is als de dood dat Noah hetzelfde overkomt. Kinderen zijn wreed.

 

,,Alles komt goed lieverd, echt waar,” zeg ik.

 

Maar zo voelt het niet. De lucht is zwaar, ik heb moeite met ademhalen. Weer een speciaal moment dat wordt overschaduwd door doodsangst. Ik doe een poging de tranen terug te dringen. Het lukt niet. Ik wil niet dat andere mensen me zo zien en been weg met grote stappen. Duncan snelt achter me aan.

 

Ik probeer rustig te worden, maar het lijkt alsof er een kraan is opengezet. Onder andere omstandigheden zou ik in staat zijn te relativeren. Ik heb er vertrouwen in dat Noah het naar zijn zin zal hebben, dat hij aansluiting zal vinden. Maar het lukt me niet de cocktail van emoties de baas te worden. Duncan probeert me vast te pakken, maar ik wurm me los. Ik wil naar huis – ver weg bij alle ouders, ver weg bij de ochtendspits.

 

 

Oncoloog:

Dan gaat mijn telefoon. Het is mijn oncoloog. Ze heeft een plek voor me geregeld. Over vijf dagen. Oké. Vijf dagen afzien. Nog steeds lang. Maar beter dan twaalf.

 

Thuis voel ik me rusteloos, zenuwachtig. Tot er een foto van Noah wordt geüpload in de schoolapp. Noah zit op een fiets, hij lacht zijn tanden bloot. Onder de foto staat de tekst: ,,Noah heeft het ontzettend naar zijn zin!”

 

En huppa, de kraan gaat weer open. Maar ditmaal zijn het tranen van blijdschap, van opluchting.

 

 

 

Bron: www.telegraaf.nl