Deel 107: ’Tot mijn verbijstering verlangde ik soms bijna terug naar de chemoperiode’.
Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw
Column.
Foto: EIGEN BEELD.
Drie weken later was ik genoeg opgeknapt om de laatste kuur aan te kunnen. Ik herinner me de opluchting toen mijn verpleegkundige het infuus verwijderde, het gevoel van trots: I did it. Terwijl Duncan me ondersteunde strompelde ik naar de lift. Voor de laatste keer keek ik om me heen op de dagbehandeling, naar de gezichten van mijn medepatiënten. Zo lang maakte ik onderdeel uit van deze groep pechvogels.
Maar nu was het voorbij.
Zwart gat:
Duncan loopt de keuken in, hij vraagt of ik koffie wil.
Ik ga aan ons barretje zitten.
„Mijn laatste chemokuur is vandaag een jaar geleden,” zeg ik.
„Een jaar…” herhaalt hij.
En dan: „Phoe…”
„Die eerste maanden daarna… Weet je nog?” vraag ik.
Duncan glimlacht een beetje triest. Hij wordt niet graag herinnerd aan de periode na de chemotherapie.
Dat de behandelingen zwaar zouden worden, dat wist ik. Maar waar ik me compleet op verkeken had was het herstel, op het gapende zwarte gat dat volgt ná chemo.
Nog steeds kan de intense vermoeidheid me compleet lamleggen. Vaak ging ik één stap vooruit en twee terug. Ik wilde zoveel, maar mijn lijf was op.
De vooruitgang aan de binnenkant mocht dan nauwelijks waarneembaar zijn, aan de buitenkant ging ik met sprongen vooruit. Mijn haar groeide als kool. Ik kreeg weer kleur op mijn gezicht. En hoe gezonder ik eruitzag, hoe minder begrip mijn omgeving toonde.
Zo lief als Duncan was tijdens chemotherapie, zo hard was hij daarna. In zijn bijzijn voelde ik me een slappeling. Tussen de middag slapen? Daar was toch helemaal geen tijd voor? Ik moest weer meedraaien. De tropenjaren waren in volle gang en hij snakte naar zijn partner, naar de vrouw voor wie hij gekozen had. Met dit slappe aftreksel kon hij weinig.
Keerpunt:
„Het spijt me nog steeds. Ik was op… Ik kon gewoon niet meer…” zegt hij schuldbewust.
Ik knik. Dat weet ik. Andersom was het waarschijnlijk net zo gegaan.
Tijd verstreek. Weken werden maanden. En ik herinner me het gevoel van paniek na een half jaar. Is dit het? Blijf ik me zo voelen? Gaat mijn relatie dat wel overleven? Hoe hou ik mijn vriendschappen in stand? Wat voor moeder word ik?
Tot mijn verbijstering verlangde ik soms bijna terug naar de chemoperiode. Toen kon ik gewoon slapen als ik moe was. Ik hoefde niks, behalve beter worden.
Wat was het keerpunt? Ik weet het niet eens meer. Op een dag kon ik Noah weer tillen. Op een dag beklom ik de vier trappen naar ons appartement weer zonder duizelig en hijgend neer te zakken op de bank. Op een dag kon ik weer in een restaurant zitten zonder dat ik de neiging had mijn handen over mijn oren te vouwen en te gillen. Op een dag kon ik weer luisteren naar de problemen van mijn vriendinnen, écht luisteren. En op een dag was er weer ruimte voor Duncans behoeften.
Oké nog niet zo veel als vóór de kanker. Maar hé, mijn laatste chemo is ook pas een jaar geleden.
Bron: www.telegraaf.nl