’Dank je dokter, dat je me niet zomaar opgeeft’.

22-04-2022 18:07

 

 

Auteur: MARJOLEIN HURKMANS - telegraaf.nl/vrouw

 

 

VROUW Glossy.

 
 
 
Culi-expert Marjolein Hurkmans krijgt slecht nieuws: de kanker is terug. Maar ook deze keer geeft haar longarts het niet op.
 
 
 
 
 
 
 
En ja hoor, het is weer eens zo ver. Heel graag had ik op deze plek een vrolijke ’hoera, het is lente-column’ geschreven. Maar ja, kanker hè. Je staat ermee op en je gaat ermee naar bed.
 
„Wat is het thema van deze glossy?” vraag ik eindredacteur Daan. Maakt het altijd net weer wat gemakkelijker een column te schrijven als je iets hebt om je aan vast te houden. ”Out of the box”, zegt ze. Ik denk er een middag over na. Ik eet omeletten met suiker. Vinden veel mensen behoorlijk ’out of the box’. Maar kan ik daar ruim zeshonderd woorden over schrijven? Eerst maar even langs het Antonie van Leeuwenhoek. Niks aan de hand, routine-onderzoekje.

Nog geen uur later zit ik midden in the box. Een box van grenenhout, of toch van vuren? Onlangs heb ik mijn vader begraven op een natuurbegraafplaats. Dat was in een lijkwade. Ik vond het ceremonieel mooi, met wilde bloemen en veel natuurlijke materialen. Maar die wade was me weer net te confronterend. Een kist van wilgentenen schijnt ook te mogen. Dan kan de deksel gewoon dicht en hoeft niemand naar mijn ingekapselde neus te kijken.

 

Tja, dat krijg je ervan als de neuroloog, die net wat gezellige plaatjes van je schedelplan heeft geschoten, zegt: „Mevrouw, ik geef u nog een paar weken, hooguit maanden als we de uitzaaiingen in het hersenvlies met bestraling wat kunnen rekken.” In de auto bel ik tussen de huilbuien door naar huisarts Esther en mijn eigen longarts. Ik bedoel: begin december was ik schoon en nou ga ik ineens dood? What the fuck, kan die doos waar ik nu in dreig te belanden naar de vuilnisstort of zo?

De eerste krijg ik meteen aan de telefoon. We praten over de mogelijkheden. Na mijn vader, ging ook mijn moeder. Aan dezelfde ziekte als waar ik aan lijd. Twee ouders ’uitgezwaaid’ in vier maanden tijd. Zoals mijn moeder ging, wil ik niet gaan. Strijdend tot op het laatste moment, de vermagerde armpjes zwaaiend in de lucht om ruimte voor zuurstof in de longen te creëren. „Zo hoeft het ook niet te gaan”, zegt Esther. „We gaan dit pad samen aan. We gaan dit heel goed doen, jij en ik.”

 

En dan belt ook mijn longoncoloog. Resoluut, ze klinkt altijd resoluut. „Ik heb twee opties”, zegt ze. „We beginnen zo snel mogelijk aan een nieuwe immunokuur met daaraan een chemo gekoppeld. Ik heb hier iemand die het daar al zeven jaar op volhoudt. Maar dat is wel een zware behandeling. En er is ook nog een pil in ontwikkeling die goed zou kunnen inwerken op jouw specifieke type kanker. Minder zwaar, maar ook onzekerder.”

 

Dokter T denkt out of the box. Dood, hoezo dood? It ain’t over till the fat lady sings. En ze heeft me nog nooit horen zingen (wat maar goed is ook). En als zij dat kan, kan ik dat ook, toch? En zo tik ik dit stukje vanuit een heel ander box: de zwarte ellendige die chemokuur heet en waarin je alleen maar in een hoekje wil zitten huilen omdat je strot zo droog is als schuurpapier, je misselijk bent en alles om je heen stinkt. Laat die omelet met suiker ook maar even zitten. Ik ben al blij als ik een beker chocolademelk achterover heb gegoten. Maar het is wel een box waar leven mogelijk is…

 

En verder is deze column natuurlijk voor dokter T. Dank je, dank je, dank je; dat je me niet zomaar opgeeft. Mocht het alsnog fout lopen, dan heeft het aan jou nooit gelegen. Bij deze roep ik dokter T uit tot arts van het jaar. You go girl en ik probeer er gewoon zo lang mogelijk achteraan te blijven sukkelen.

 

 

 

 

Bron: www.telegraaf.nl