Column: Erik Hulsegge - Sta op voor kanker.
Auteur: Erik Hulsegge.
Erik Hulsegge.
Foto: RTV Noord.
'Nederland staat op voor kanker'. Een hele avond stond deze week de televisie in het teken van de gevreesde, slopende klotenziekte. Ik kijk en lijd mee. Tegelijk gaan mijn gedachten naar de mensen om mij heen die door kanker de dood in ogen zagen.
En naar de mensen om mij heen die de dood in ogen zagen en de dood ook vonden. Het rijtje van dierbaren, verloren aan kanker is best wel lang. Veel te lang. Ik zie hun beelden in mijn hoofd voorbij komen. Een weemoedig verdriet valt over mij heen.
De eerste keer dat ik met kanker werd geconfronteerd is al weer een kleine veertig jaar geleden. Ik was een tiener voor wie het leven bestond uit school, voetballen, eerste zoenen, eerste verliefdheden, een eerste shagje en eerste biertjes. En vaak niet in deze volgorde. Kanker was iets heel ver weg.
'Tante Giny ligt in het ziekenhuis', vertelde mijn moeder me onder het 'mous' eten aan de keukentafel. 'Ze is heel ziek. Heel erg ziek'. Het verdriet stond in de ogen van mijn moeder. Het antwoord op haar vraag of ik 'na school wel even bij haar op visite wilde gaan in het ziekenhuis' kon alleen maar ja zijn.
Met lood in de schoenen banjerde ik door de sneeuw naar de ingang van het Sint Lucas. Bij de vriendelijke receptioniste vroeg ik de weg naar de kamer van Tante Giny, die veel en veel meer was dan een tante. Zachtjes klopte ik op de deur. Ik hoorde 'Binnen', deed de deur open en bleef met mijn zwarte 'pooltje' in de hand bij de deur staan.
Tante Giny lag in bed met haar bleek hoofd in een wit kussen. Met een glimlach om haar mond in een vermoeid gezicht wenkte ze om dichterbij te komen. Ik wist niet wat te zeggen, niet wat te vragen. Zo maar ineens begon ik te huilen. Tante Giny stak haar armen uit en ik legde mijn hoofd erin en voelde warmte en troost.
Eenmaal uitgehuild, ik zag ook natte ogen bij Tante Giny, legde ze me uit wat er aan de hand was. Een heel erge ziekte; kanker. Dat ze nog hoop had, maar dat het wel heel moeilijk zou worden. Met andermaal een glimlach, de liefste van de hele wereld, nam ze afscheid. Ik stak een hand op, omdat ik weer niet wist wat ik moest zeggen. Ze knikte 'het is goed jongen'.
Het was het laatste wat ik van Tante Giny zag. Het confronterende bezoek staat in mijn geheugen gegrift. Niet veel later ging ik op bezoek bij de vader van een van mijn beste vrienden. Ook hij had kanker. Het was andermaal een confrontatie, maar ik wist wel wat ik moest zeggen. En wat ik bij Tante Giny voelde, voelde ik ook bij hem: Hij vond het mooi dat ik er was.
De beelden van weleer komen voor de tv weer boven. Daags erna al weer als ik los van elkaar twee bezoekjes afleg aan twee mensen die ik al heel lang ken. Twee aimabele mensen met een mooie kijk op het leven. Maar ook twee aimabele mensen wiens leven niet meer zeker is door de gevreesde ziekte.
Ik krijg van alle twee het verhaal wat hun overkomen is. Twee heel verschillende maar confronterende verhalen over een medische mallemolen. Ook verhalen die ze willen vertellen, die ze kwijt willen. Gaandeweg verwatert beide keren het gesprek in het leven van alledag. Over de grasmaaiende buurman, de patat van de verpleegsters, de herinneringen, de anekdotes over vroeger. De een vertelt een mop. Eentje van een man die een haakarm had, nadat hij zijn hand kwijtraakte door een ongeluk, maar zijn oog ook verspeelde omdat er een mug in zat en hij die er met de verkeerde arm uit wilde peuteren.
De ander vertelt de anekdote over een bluesmuzikant die stomdronken op het podium van de Stadsschouwburg speelde. Hij doet dan in zijn ziekbed voor hoe de bluesman op zijn gitaar pingelde en zingend wauwelde. Dat er dan een schokgolf door het publiek gaat omdat in het kruis van de muzikant zich een steeds grotere donkere kring vormt, omdat hij - te dronken om het te merken - in zijn broek zit te plassen.
Twee bezoekjes aan twee fijne mensen waarin het leven en de lach de boventoon voerden. Twee bezoekjes die zeer gewaardeerd worden en dat hoeft niet eens gezegd. Hoe het ook allemaal afloopt: die bezoekjes nemen ze nooit meer af.
Sta op voor kanker is helemaal prima. Dat moet ook. Maar laten we het niet bij opstaan laten. Ga op bezoek bij iemand met kanker, hoe moeilijk dat soms ook is.
Nu ik dit schrijf bedenk ik me dat het weer hoog tijd wordt een goede vriend te bezoeken die ook in die rollercoaster van de gevreesde ziekte is beland. Ik pak meteen de telefoon.
'Aander week' is onze afspraak Aan een traan zullen we misschien niet ontkomen, aan de lach van het leven gaan we niet voorbij. Het maakt niet uit. Al 'kwedeln' we alleen maar wat. Het gevoel dat je er bent, daar gaat het om...
Bron: www.rtvnoord.nl