Biobank 3D-minitumoren versnelt medicijnonderzoek.
Onderzoekers in het Prinses Máxima Centrum zijn gestart met een speciale Biobank voor tumor-organoïden, in het lab gegroeide mini-tumoren. Met dit initiatief gaan ze organoïden die kinderkanker nabootsen gestandaardiseerd kweken en beschikbaar stellen voor onderzoek. Deze Organoïden Biobank maakt onderzoek mogelijk naar vormen van kinderkanker die tot nu toe nog niet goed genoeg in het lab bestudeerd konden worden. Dr. Jarno Drost: ‘We hopen dat de ontwikkeling van nieuwe therapieën tegen kinderkanker hierdoor in een stroomversnelling komt.’
‘Alle vormen van kinderkanker zijn zeldzaam,’ vertelt Dr. Karin Sanders, waarnemend groepsleider van de Clevers groep e.t. en coördinator van de nieuwe Centrale Máxima Organoïden Biobank (CMOB). ‘Voor veel van die tumoren zijn er maar heel beperkt modellen beschikbaar om ze in het lab te bestuderen. De modellen die er wel zijn – bijvoorbeeld cellijnen of muizen – komen niet altijd even goed overeen met de oorspronkelijke tumor in het lichaam van het kind.’
Mini-tumoren van kinderkanker:
Een recenter soort onderzoeksmodel om tumoren in het lab na te bootsen, zijn organoïden – 3D mini-organen. Wanneer ze uit tumorweefsel worden gekweekt, heten ze tumor-organoïden. Het eerste organoïdenmodel dat werd ontwikkeld waren in 3D gegroeide mini-darmen. Sindsdien zijn onderzoekers, waaronder onderzoekgroepsleider Dr. Jarno Drost, erin geslaagd om deze modellen ook beschikbaar te maken voor onderzoek naar bepaalde soorten kindertumoren. Zo ontwikkelde hij, in samenwerking met prof. dr. Marry van den Heuvel-Eibrink, in zijn groep de eerste organoïden van Wilms-tumor, een niertumor bij kinderen, en rhabdoïde tumoren. Samen met de groep van Frank Holstege ontwikkelde hij ook organoïden van rhabdomyosarcomen.
‘Elke tumor is anders. Dat betekent dat voor elke tumorsoort een ander kweekprotocol nodig is om ze in het lab goed uit te groeien tot de 3D-minitumoren waar we onderzoek mee kunnen doen,’ vertelt Drost. ‘Het kost veel tijd en geld om dit succesvol te doen, en onderzoekers hebben heel specifieke kennis nodig om organoïden te ontwikkelen.’
Centraal:
Verschillende onderzoeksgroepen in het Máxima werken al met organoïden, bijvoorbeeld voor onderzoek naar doelgerichte therapieën en om inzicht te krijgen in de werking van immunotherapie. Vaak kweken ze die uit tumorweefsel van kinderen die in het Máxima zijn behandeld, alleen met goedkeuring van ouders of kind. Met de CMOB willen projectleiders Karin Sanders en Jarno Drost de inzet van de technologie voor onderzoek naar kinderkanker naar een hoger plan tillen.
Sanders: ‘In deze centrale biobank voor organoïden gaan we kindertumoren opnemen waarvoor door verschillende onderzoeksgroepen in het Máxima al kweekprotocollen zijn ontwikkeld. We beginnen met negen verschillende soorten kinderkanker, waaronder hersentumoren, een bottumor en een levertumor. We gaan het kweken hiervan centraliseren, en elke stap in het proces standaardiseren en traceerbaar maken. We implementeren strenge kwaliteitscontroles, en brengen de eigenschappen van de organoïden volledig in kaart. Daarnaast ontwikkelen we duidelijke stap-voor-stap instructies over hoe je ze moet kweken. Dat zorgt ervoor dat niet alleen wij, maar ook andere onderzoekers deze modellen goed kunnen laten groeien.’
Bredere onderzoeksgemeenschap:
Het project wordt gefinancierd door KiKa en door het Nationaal Groeifonds van de Nederlandse overheid, als onderdeel van Oncode Accelerator. Daarmee komen de organoïden beschikbaar voor de bredere onderzoeksgemeenschap. Drost leidt het innovatieplatform organoïden binnen Oncode Accelerator. Hij vertelt: ‘Als onderdeel van Oncode Accelerator kan iedereen die onderzoek doet naar kinderkanker een aanvraag doen voor het gebruik van de organoïden in onze nieuwe Biobank. Dat zijn op de eerste plaats de collega-onderzoekers in het Máxima, maar op termijn ook externe onderzoekers en bedrijven die ze bijvoorbeeld kunnen gebruiken om nieuwe medicijnen voor kinderkanker te testen.’
In gesprek met kinderen en ouders:
Sanders en Drost zijn zich ervan bewust dat het gebruik van patiëntweefsel voor de Centrale Máxima Organoïden Biobank ethische vraagstukken met zich meebrengt. Sanders: ‘We vinden het heel belangrijk om met kinderen en ouders in gesprek te gaan over het gebruik van patiëntweefsel voor dit doel. Voelt het bijvoorbeeld anders wanneer het tumormateriaal wordt gebruikt om organoïden van te maken dan om er genetisch onderzoek mee te doen? We hebben een postdoctoraal onderzoeker aangesteld die hier specifiek onderzoek naar gaat doen en onder andere kinderen met kanker en hun ouders gaat interviewen. We willen in de manier waarop we de organoïden uit de biobank zullen inzetten afgaan op wat er uit dit ethische onderzoek komt.’
Stroomversnelling:
Het uiteindelijke doel van het onderzoek met de organoïden is een beter begrip en betere behandeling van kinderkanker, net als al het onderzoek met weefsel van kinderen die in het Máxima worden behandeld. Drost: ‘Dit project maakt nieuw fundamenteel onderzoek mogelijk naar kinderkanker: hoe ontwikkelt en groeit deze tumor, en kunnen we daar doelwitten voor nieuwe behandelingen uit halen? Het bijzondere aan de organoïden die we in deze biobank opnemen is dat straks niet alleen wij in het Máxima, maar onderzoekers uit de hele wereld er onderzoek mee kunnen doen. We hopen daarmee vooral dat de ontwikkeling van nieuwe therapieën tegen kinderkanker in een stroomversnelling komt.’
Bron: www.research.prinsesmaximacentrum.nl